Afweer oefen lesje 5H

Afweer "oefenlesje"
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Afweer "oefenlesje"

Slide 1 - Slide

Ik snap afweer (T-cellen, B-cellen, antigenen/stoffen, immuniteit) best wel:
Ja hoor!
Nee snap er niks van
Beetje
weet niet

Slide 2 - Poll

Welke cellen horen bij de niet-specifieke afweer?
A
T-helpercel
B
cytotoxische T cel
C
macrofagen
D
plasmacellen

Slide 3 - Quiz

Uiteindelijk worden er door het afweersysteem antistoffen gemaakt.

Wat voor soort stoffen zijn antistoffen?
A
koolhydraten
B
vetten
C
eiwitten
D
nucleïnezuren

Slide 4 - Quiz

Mensen maken ook gebruik van mechanische en chemische afweer. Wat is een voorbeeld van chemische afweer?
A
huid
B
vloeistofstroom in urinewegen
C
maagzuur
D
slijmlaag in vagina

Slide 5 - Quiz

Wat is geen vorm van mechanische afweer?
A
je darmflora
B
lysozym in traanvocht
C
doorn van een roos
D
neusslijmvlies

Slide 6 - Quiz

Hoe noem je de immuniteit die ontstaat na vaccinatie?
A
natuurlijke passieve immuniteit
B
kunstmatige actieve immuniteit
C
natuurlijke actieve immuniteit
D
kunstmatige passieve immuniteit

Slide 7 - Quiz


Afweer kan onder andere gebeuren door:
1 maagzuur; 2 fagocyten; 3 huid.
In welke situatie is er sprake van aspecifieke afweer?
A
alleen 1
B
alleen 3
C
alleen 1 en 3
D
zowel 1, 2 als 3

Slide 8 - Quiz


Slijmvliezen vormen welk type afweer afweer?
A
specifiek
B
mechanisch
C
chemisch
D
aspecifiek, mechanisch en chemisch

Slide 9 - Quiz

Welke vorm van afweer bouw je pas na de geboorte (=verworven afweer) op?
A
specifieke afweer
B
aspecifieke afweer
C
mechanische afweer
D
chemische afweer

Slide 10 - Quiz

Behoort de humorale afweer tot de niet-specifieke
of specifieke afweer?
A
niet-specifieke
B
specifieke

Slide 11 - Quiz

Van welke afweer is hier
sprake?
A
Humorale afweer
B
Cellulaire afweer

Slide 12 - Quiz

Welke cellen zijn betrokken bij cellulaire immuniteit?
A
Alleen B-lymfocyten en plasmacellen
B
Alleen macrofagen en t-lymfocyten
C
Alleen macrofagen, plasmacellen en T-lymfocyten
D
B-lymfocyten, macrofagen, plasmacellen, T-lymfocyten

Slide 13 - Quiz

De specifieke afweer heeft twee typen: cellulaire en humorale afweer.
Bij welke worden T-geheugencellen gemaakt?
A
cellulaire afweer
B
humorale afweer

Slide 14 - Quiz

Als je antistoffen inspuit dan ben je ...
A
Tijdelijk immuun (passieve immunisatie)
B
Voor altijd immuun (passive immunisatie)
C
Tijdelijk immuun (actieve immunisatie)
D
Voor altijd immuun (actieve immunisatie)

Slide 15 - Quiz

Antistoffen worden geproduceerd bij de
A
humorale afweer door T-lymfocyten
B
cellulaire afweer door T-lymfocyten
C
humorale afweer door B-lymfocyten
D
cellulaire afweer door B-lymfocyten

Slide 16 - Quiz

Doordat granulocyten (mestcellen) antistoffen binden aan het celmembraan ...
A
... vallen ze alle antigenen aan
B
... vallen ze alleen het specifieke antigeen aan die aan het antilichaam bindt.
C
... vallen ze alle lichaams-vreemde antigenen aan
D
...vallen ze B-cellen aan.

Slide 17 - Quiz

Het afgeven van histamine door de mestcel heet ook wel degranulatie.
Wat is de prikkel voor deze degranulatie?
A
hechting van IgE-antistoffen aan de mestcel
B
koppeling van het allergeen aan meer dan een IgE-molecuul
C
presentatie van het allergeen door een APC
D
stimulatie door cytokinen

Slide 18 - Quiz

Specifieke afweer is afweer ....
A
.. door de huid
B
... door fagocytose
C
.. door koorts
D
... door antistoffen

Slide 19 - Quiz

Van welke afweer
is hier sprake?
A
Humorale afweer
B
Cellulaire afweer

Slide 20 - Quiz

Wat is een voorbeeld van kunstmatige passieve immuniteit
A
vaccinatie
B
serum toedienen
C
een ziekte doormaken
D
borstvoeding

Slide 21 - Quiz

Bij Daan wordt vermoed dat hij allergisch is voor stoffen uit kippeneieren. Bij onderzoek wordt Daans bloed gemengd met eiwitten uit eieren. Stoffen in zijn bloed binden zich aan deze eiwitten. Dit is een aanwijzing voor ei-allergie.

Hoe heten de stoffen in het bloed die zich binden aan de eiwitten uit de eieren?

A
Antistoffen
B
Antigenen
C
Histamines.
D
Allergenen

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

Slide 25 - Link