What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Blok 4.2 C Grammatica Onderwerp en getalproef 1KGT
vandaag
- Pak je laptop
- Pak het boek Escape room 2.0
- afronden taken in Numo
- lezen tekst 'Hoe meer ......'
1 / 35
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1
This lesson contains
35 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
vandaag
- Pak je laptop
- Pak het boek Escape room 2.0
- afronden taken in Numo
- lezen tekst 'Hoe meer ......'
Slide 1 - Slide
Blok 4.2 C&D Grammatica
- Onderwerp
- Getalproef
Slide 2 - Slide
Na deze Paragraaf:
Weet je wat een bouwplan van een zin is.
Weet je wat zinsdelen zijn en kun je ze benoemen
Kun je de persoonsvorm in een zin herkennen en benoemen
Kun je het onderwerp van een zin herkennen en benoemen
Kun je de getalproef toepassen.
4.2 C Grammatica - onderwerp
Slide 3 - Slide
Uitleg over zinsdelen
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.
Uitleg over zinsdelen - herhaling
-
Een zin bestaat in elk geval uit twee
basisdelen.
een deel dat 'zegt'
wat er gebeurt
(= het werkwoordelijk gezegde)
een deel dat 'zegt'
wie/wat dit doet
(=het onderwerp)
Bijvoorbeeld:
- Ruben | leert - De hond | ligt - De juf | praat - De zanger | zingt - Het | staat
Je weet nu
wie
leert,
wie
ligt,
wie
praat,
wie
zingt of
wat
staat
Slide 4 - Slide
Uitleg over zinsdelen
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.
Uitleg over zinsdelen - herhaling
-
Een zin is eigenlijk een
bouwplan
met allemaal zinsdelen.
- Voor elke zinsdeel kan je een vraag stellen.
-
wie/wat
doet het?
wat
gebeurt
er?
wat
?
Wanneer
?
Waar
?
het onderwerp
wwg
lijdend. voorwerp
bep. tijd
bep. plaats
Ruben
leert
zijn topo
's avonds
op zijn kamer
De hond
brengt
de kluif
direct
naar zijn mand.
Zij
kopen
een laptop
morgen
bij de Applestore
Slide 5 - Slide
Hoe vind je het onderwerp?
Zoek de pv/wwg in een zin.
Stel de onderwerpvraag: wie of wat +pv/wwg?
Het antwoord is het onderwerp (ond)
Voorbeeld
De dj speelt vanavond een goede set!
pv = speelt
Wie speelt?
antwoord : de dj (= het onderwerp)
Slide 6 - Slide
De getalproef
Je kent de vraagproef en de tijdproef om de pv te vinden.
Soms is het lastig om het onderwerp of de persoonsvorm in een zin te vinden,
of weet je het niet zeker.
Gebruik dan de
getalproef.
Het onderwerp (OND) en het werkwoordelijk gezegde (WWG) horen bij elkaar.
Ze zijn allebei enkelvoud of allebei meervoud. (het getal)
Verander je het onderwerp van enkelvoud naar meervoud (of andersom) dan verandert de persoonsvorm mee.
Verander je de persoonsvorm van enkelvoud naar meervoud (of andersom) dan verandert het onderwerp mee.
Slide 7 - Slide
Uitleg over zinsdelen
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.
De Getalproef
Bij de getalproef verander je dus
het onderwerp
en
de persoonsvorm
van enkelvoud naar meervoud of andersom.
De jongens lopen op straat -> De jongen loopt op straat
De kikker springt in het water -> De kikkers springen in het water.
De auto stond in brand -> De auto's stonden in brand.
De paarden liepen in de wei -> Het paard liep in de wei.
Slide 8 - Slide
Uitleg over zinsdelen
Werkwoorden zijn doe-woorden. Ze vertellen je wat iemand of iets doet, of wat er gebeurt.
De Getalproef
Bij de getalproef verander je het onderwerp en de persoonsvorm van enkelvoud naar meervoud of andersom.
De overige werkwoorden in de zin veranderen dus niet mee. Kijk maar:
Jullie staan
te praten
voor de deur ->
Jij staat
te praten
voor de deur
Hij gaat
een mop
vertellen
->
Wij gaan
een mop
vertellen
Slide 9 - Slide
Doe de Getalproef. Wat wordt dan
het onderwerp
van de zin:
De sporter rent hard over de baan.
Slide 10 - Open question
Doe de Getalproef. Wat wordt dan het
onderwerp
van de zin:
De ervaren speler warmt zich op voor de finale.
Slide 11 - Open question
Doe de Getalproef. Wat wordt dan
de persoonsvorm
van de zin:
De boogschutters richten hun pijlen.
Slide 12 - Open question
Doe de Getalproef. Wat wordt de
persoonsvorm
dan van de zin:
De bokser slaat zijn tegenstander neer.
Slide 13 - Open question
Doe de Getalproef.
Wat wordt dan
het onderwerp en de persoonsvorm
van de zin:
De verzorgers doen hun best.
Slide 14 - Open question
Doe de Getalproef.
Wat wordt dan
het onderwerp en de persoonsvorm
van de zin:
De scheidsrechters zijn het met de beslissing eens.
Slide 15 - Open question
Doe de Getalproef.
Wat wordt dan
het onderwerp en de persoonsvorm
van de zin:
Het paard springt over de balk.
Slide 16 - Open question
Wat heb je geleerd
je kende al de vraag-proef en de tijd-proef
daar is nu de getal-proef bijgekomen
onderwerp en persoonsvorm horen bij elkaar
wanneer het onderwerp verandert, verandert ook de persoonsvorm
dit noem je de
getalproef
onderwerp en persoonsvorm/wwg) zijn de twee zinsdelen die altijd in een goede zin staan.
Slide 17 - Slide
Zelfstandig werken / huiswerk
Maak de opdrachten in LearnBeat 4.2 C
Controleer ook of je 4.2 A én B af hebt én nagekeken!
Slide 18 - Slide
Blok 4 Spelling
4.6 TT of VT
Slide 19 - Slide
Wat weet je van werkwoorden in de tegenwoordige tijd?
Slide 20 - Mind map
Wat is ook al weer een klankvast werkwoord?
Slide 21 - Mind map
Wat heeft 't Kofschip X te maken met de verleden tijd?
Slide 22 - Mind map
Staat de zin in de tt of vt?
Jesse wilde naar de bioscoop met zijn vriendin.
A
tt
B
vt
Slide 23 - Quiz
Staat de zin in de tt of vt?
De dierentuin is de hele zomer ook ’s avonds open.
A
tt
B
vt
Slide 24 - Quiz
Staat de zin in de tt of vt?
De klantenservice beantwoordt veel vragen te laat.
A
tt
B
vt
Slide 25 - Quiz
Staat de zin in de tt of vt?
In de pauze zitten we vaak buiten in de zon.
A
tt
B
vt
Slide 26 - Quiz
Staat de zin in de tt of vt?
Je hebt de thee koud laten worden.
A
tt
B
vt
Slide 27 - Quiz
Staat de zin in de tt of vt?
De band blies het optreden af vanwege de storm.
A
tt
B
vt
Slide 28 - Quiz
Staat de zin in de tt of vt?
Ben jij ook vergeten je huiswerk te maken?
A
tt
B
vt
Slide 29 - Quiz
Staat de zin in de tt of vt?
Met plezier gaat Rutger meedoen aan de landelijke wedstrijd.
A
tt
B
vt
Slide 30 - Quiz
Staat de zin in de tt of vt?
De jeans waren eigenlijk te duur, maar wel heel mooi.
A
tt
B
vt
Slide 31 - Quiz
Staat de zin in de tt of vt?
Mijn smartphone heeft een barst in het scherm..
A
tt
B
vt
Slide 32 - Quiz
Staat de zin in de tt of vt?
De wielrenners sprintten naar de finish.
A
tt
B
vt
Slide 33 - Quiz
Staat de zin in de tt of vt?
Ik hielp mijn moeder zaterdag in de tuin.
A
tt
B
vt
Slide 34 - Quiz
Einde van de les
Slide 35 - Slide
More lessons like this
Blok 4.3 A & B Spelling 1KGT TT & VT
March 2022
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1
Vraag 8 - grammatica
November 2020
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Blok 5 Grammatica 5.4 herhalen Zinsdelen, PV, WWG, OND, Getalproef, VDW, HWW, LW, ZNW
April 2023
- Lesson with
47 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1
Blok 5 Grammatica 5.3 Zinsdelen, PV, WWG, OND opdrachten
May 2021
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1
Blok 5 Grammatica 5.3 Zinsdelen, PV, WWG, OND
May 2021
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, g, t
Leerjaar 1
opfrissen pv, wwg & ond
November 2022
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Grammatica blok 1
August 2024
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
H4 Taalverzorging 4.1 en 4.2 herhaling + oefenen SO
December 2023
- Lesson with
20 slides
Ned
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1