Ik
eet → WWG = eet
Ik heb met de hond gewandeld → WWG = heb gewandeld
Jij wil graag een kat hebben → WWG = wil hebben
Wij hebben patat besteld → WWG = hebben besteld
----------------------------------------------------------------------
Ik eet, jij eet, wij eten
Ik heb, jij hebt, wij hebben
Ik wil, jij wilt, wij willen
Ik wandel, jij wandelt, wij wandelen ...... enzovoorts.