1.4

     Welkom!
*                                                                                                                                                                       
1 / 37
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

     Welkom!
*                                                                                                                                                                       

Slide 1 - Slide

Herhalen

Slide 2 - Slide

Het inkomen van Kaan was in 2019 2.200 euro per maand. Hij krijgt een loonsverhoging en verdient in 2020 2.350 euro per maand. Met hoeveel procent is zijn inkomen gestegen? 1 cijfer achter de komma.

Slide 3 - Open question

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 4 - Quiz

Wat voor soort inkomen wordt afgebeeld?
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Overdrachtsinkomen
D
Inkomen uit natura

Slide 5 - Quiz

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgave
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 6 - Quiz

Wat voor soort inkomen wordt afgebeeld?
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Overdrachtsinkomen
D
Inkomen uit natura

Slide 7 - Quiz

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 8 - Quiz

Een prijs berekenen met indexcijfers
Een voorbeeld:
Het basisjaar is 2016. De gemiddelde broodprijs is dan € 2,10.
In 2018 is het prijsindexcijfer voor brood 107. Wat is de broodprijs is 2018?

€ 2,10 is het basisjaar, is dus 100, we willen 107 weten.
€ 2,10 : 100 x 107 = € 2,25.

Slide 9 - Slide

Wat is een begroting?

Slide 10 - Open question

Robin spaart een jaar lang elke week €10.
bereken hoeveel Robin per maand spaart.
A
43,33
B
34,33
C
40
D
40,33

Slide 11 - Quiz

Je wil over een half jaar een hoverboard van 120 euro kopen. Hoeveel moet je elke maand reserveren?
A
120:12 = 12 euro
B
120:3 = 40 euro
C
120:6 = 24 euro
D
120:6 = 20 euro

Slide 12 - Quiz

14. Wordt alles duurder?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Koopkracht en inflatie
De hoeveelheid producten die je kunt kopen, noem je koopkracht
Deze hangt af van:
* Het inkomen
*prijzen  en/of prijsstijgingen

Inflatie=  algemene stijging van de prijzen. 
deflatie = algemene prijsdaling. 

Om procentuele veranderingen hierin te berekenen, gebruiken we een formule!

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

 Indexcijfer
  • Een indexcijfer laat dus een procentuele verandering zien ten opzichte van een bepaald jaar.
  • Zo kan je de verandering van de lonen en prijzen makkelijk zien!

Slide 19 - Slide

Formule indexcijfer
  • Het basisjaar heeft het indexcijfer 100.
  • Formule indexcijfer: (nieuw getal : getal basisjaar) × 100 = indexcijfer.
  • Een indexcijfer rond je meestal af op een heel getal.
  • Als het indexcijfer 106 is, is deze tot het basisjaar met 6% gestegen!

Slide 20 - Slide

Indexcijfer formule
Indexcijfer = nieuw getal : getal basisjaar x 100

Voorbeeld:
Loon basisjaar: 2000 euro
Loon nieuwjaar: 2500 euro
Indexcijfer = 2500/2000 x 100 = 125

Slide 21 - Slide

Loon basisjaar: 33.000
Loon nieuw jaar: 33.750
Bereken het indexcijfer

Slide 22 - Open question

Een prijs berekenen met indexcijfers
Een voorbeeld:
Het basisjaar is 2016. De gemiddelde broodprijs is dan € 2,10.
In 2018 is het prijsindexcijfer voor brood 107. Wat is de broodprijs is 2018?

€ 2,10 is het basisjaar, is dus 100, we willen 107 weten.
€ 2,10 : 100 x 107 = € 2,25.

Slide 23 - Slide

Welk indexcijfer hoort bij het basisjaar?

Slide 24 - Open question

Schoenen kosten in het basisjaar 120 euro. In 2022 is het prijsindexcijfer 117. Wat is de prijs van schoenen in 2022?

Slide 25 - Open question

Weektaak
Maken tm 1.3 
+ rekenen blz 32 en 33

Over 1,5 week is de rekentoets over H1

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Welk gevolg heeft inflatie voor je koopkracht?

Slide 29 - Open question

Koopkracht
Als je inkomen hetzelfde blijft en de prijzen stijgen, daalt je koopkracht.

Als je inkomen stijgt en de prijzen hetzelfde blijven, stijgt je koopkracht.

Wanneer je koopkracht stijgt, kun je meer behoeften vervullen. Je welvaart stijgt dan.

Slide 30 - Slide

Koopkracht

Slide 31 - Slide

Opdrachten van 1.4 maken
Paragraaf 1.4; opdracht 2 tot en met 8  (15 minuten)


Slide 32 - Slide

5 minuten pauze!

Slide 33 - Slide

             Uitleg Indexcijfer

Slide 34 - Slide

Opdrachten van 1.4 maken
Paragraaf 1.4; opdracht 9 en 10.

15 minuten de tijd!

Slide 35 - Slide

Les afsluiten
1. Wat is koopkracht?
2. Waar hangt de koopkracht vanaf?
3. Wat is inflatie?
4. Wat is het gevolg van inflatie?
5. Hoe breken je een indexcijfer?

Slide 36 - Slide

Dankjewel en tot ziens!

Slide 37 - Slide