1.6 'Begrippen leren'

• Geschiedenis
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Wat kan ik verwachten? 

1. Reproductie vragen = staat letterlijk in je boek
2. Toepassingsvragen = Kennis gebruiken (toepassen)
3. Bronvragen = Vraag aan de hand van een bron.

Hoe kan ik me nu goed voorbereiden ?

1. Opletten in de les!

Niet alleen de stof in het boek wordt getoetst ook wat in de les is besproken!

Heilige poep

LessonUp!

Registreer jezelf bij LessonUp.

https://LessonUp.app/invite/group/ffanu

Klassencode:  FFANU

Alle lessen van de afgelopen periode kun je daar vinden!

Hoe bereidt je jezelf voor?

1. Lees de teksten en maak de opdrachten

2. Onderstreep wat belangrijk is in de tekst

(maak samenvattingen)

3. Leer de begrippen!

Begrippen

- Belangrijke woorden binnen de geschiedenis

Je moet begrippen leren kennen (reproductie) 

EN je moet ze leren gebruiken (toepassing)!

De begrippen staan op twee plekken in je boek 

1) in de tekst 

2) aan het einde van het Hoofdstuk. 

In de tekst

In de begrippenlijst

Hoe goed kennen jullie de begrippen eigenlijk al ? 

We gaan oefenen met begrippen 

Kijk of je hieruit komt zonder je boek te gebruiken!

Welk begrip past het beste bij dit plaatje?

1. Aanzien
2. Specialisatie
3. Bestuur
4. Landbouw

Nijverheid is?

1. Het werken in de landbouw
2. Het werken voor een koning
3. Het werken in een tempel
4. Het maken van producten

Welk begrip wordt hier het best omschreven?

'De tijd waarin we geschreven bronnen hebben'

1. Eeuw
2. Geschiedenis
3. Historie
4. Tijdvak

Wat was geen gevolg van het ontstaan van steden?

1. Nijverheid
2. Specialistatie
3. Ambtenaren
4. Nomaden

Hoe leer je begrippen? 

1. Knip de kaartjes uit 

2. Schrijf op de achterkant van elk begrip in je eigen woorden op wat het begrip betekend. Doe het eerst zonder boek!

Verdeel de kaartjes nu als volgt:

Dingen die met cultuur te maken hebben

Dingen die met Geloof te maken hebben

Dingen die met economie te maken hebben

Verdeel de kaartjes nu als volgt:

Maak koppeltjes van steeds 2 kaartjes die wat met elkaar te maken hebben. 

Zorg dat je alle kaartjes koppelt aan een andere met HISTORISCHE verantwoording!

Leg drie willekeurige kaartjes op de tafel van degene naast je.

Deze persoon moet steeds één van de drie begrippen aanwijzen die er niet bij hoort. Dit moet wel met historische argumentatie!

Als hij dat gedaan heeft draait de beurt om! 

De eerste die geen begrip goed eruit kan halen verliest.

Neem de kaartjes mee~!

Tot morgen