verslaving

verslaving
Sascha, Luna, Maud 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

verslaving
Sascha, Luna, Maud 

Slide 1 - Slide

Inleiding 
1. Wat is een verslaving 
2. Filmpje 
3. Meeste voorkomende verslavingen
4. Kenmerken verslaving 
5. Fases van een verslaving
6. Wat te doen bij een verslaving
7. Mensen met een verslaving 
8. Soorten verslaving 
9. Quiz 
10. Eigen ervaringen 

Slide 2 - Slide

Waar denken jullie aan bij het woord verslaving?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Video

Wat is een verslaving?
Als je een verslaving hebt dan kan je niet zonder een bepaald middel of gedrag. Je bent ervan afhankelijk. Denk bij middelen aan bijvoorbeeld alcohol of drugs en bij gedrag aan gokken of gamen.

Pogingen om het gebruik of gedrag te verminderen of te stoppen lukken 
niet en je bent er veel tijd mee kwijt. De verslaving heeft veel invloed
 op je dagelijkse leven. Zo kan het zijn dat je hierdoor niet 
goed meer functioneert op school of op het werk en thuis.

Slide 5 - Slide

Kenmerken verslaving
Iemand die verslaafd is kan last hebben van psychische, lichamelijke en sociale problemen. 
Psychische problemen: Als je verslaafd bent, heb je een alsmaar terugkerende, onweerstaanbare behoefte aan het middel. 
Lichamelijke problemen: Er zijn twee belangrijke lichamelijke verschijnselen bij een verslaving. Het eerste is dat je lichaam steeds meer alcohol of drugs moet gebruiken om eenzelfde effect te bereiken.
Kenmerken verslaving:
o Steeds meer van een middel nodig hebben om normaal te kunnen functioneren.
o De hele dag denken aan een middel of het gedrag waaraan je verslaafd bent.
o Last van ontwenningsverschijnselen als je het middel niet gebruikt.
o Schamen voor je gebruik en er niet over willen praten.




Slide 6 - Slide

Meest voorkomende verslavingen
- Alcohol 
- Cannabis 
- Cocaïne en crack 
- Tabak 
- Opiaten 
- Gokken 
- Internet en gamen 

Slide 7 - Slide

4 fases van een verslaving
Het is een proces dat bestaat uit een aantal fasen. Van experimenteel naar recreatief gebruik, naar gewoonte gebruik, naar problematisch gebruik en uiteindelijk naar een allesbeheersende verslaving.

Fase 1: experimenteerfase Meestal begint het, vaak op jonge leeftijd met experimenteel gebruik: uit nieuwsgierigheid probeert men een bepaald middel uit. Uit tweelingonderzoek blijkt dat het experimenteren met alcohol en drugs vooral sociaal wordt bepaald.
Fase 2: fase van sociaal of geïntegreerd gebruik De gebruiker zoekt de positieve effecten van het middel en weet dit in zijn leven in te passen zonder dat men er last van heeft. De kans op voortgezet en overmatig gebruik wordt vooral door erfelijke factoren bepaald (genetische kwetsbaarheid).
Fase 3: fase van overmatig en schadelijk gebruik Het gebruik krijgt een steeds grotere rol in het dagelijks leven. Men gebruikt niet alleen om zich lekker te voelen, maar ook om spanningen en onlust te verdrijven.
Fase 4: de verslavingsfase (saillantie) In deze fase wordt vrijwel het hele leven door gebruik beheerst. Er zijn schadelijke gevolgen op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied.



Slide 8 - Slide

Wat moet je doen bij een verslaving?

Slide 9 - Open question

Wat te doen bij een verslaving
Wat je moet doen bij een verslaving verschilt per verslaving. Wel is er een globaal plan wat te doen.

En dat is praten
Ga het gesprek aan met de persoon. Het kan lastig zijn om de eerste stap te nemen, maar het proberen is het waard.
· Ga het gesprek aan wanneer iemand nuchter is.
Stel duidelijke grenzen
· Jij bepaalt zelf wat je wel of niet accepteert in jouw huis / leven.
· Geef bijvoorbeeld duidelijk aan dat jij geen contact wil wanneer jouw naaste onder invloed is.
Los laten









Slide 10 - Slide

Hoeveel mensen in Nederland hebben een verslaving?
A
2.000.000 mensen
B
1.500.000 mensen
C
1.000.000 mensen
D
900.000 mensen

Slide 11 - Quiz

Mensen met een verslaving
Totaal zijn er in Nederland rond de 2 miljoen mensen in Nederland verslaafd. In 1.616.000 gevallen gaat het hierbij om de legale middelen alcohol, tabak en slaap- en kalmeringsmiddelen. In totaal zijn er nog 1.752 mensen voor overige verslavingen in behandeling (1). Hierbij gaat het in 998 gevallen om een middelenverslavingen, bijvoorbeeld voor ketamine, lachgas of psychedelica.

Doelgroepen verslaving
De grootste doelgroep die kampen met verslaving zijn de jongeren tussen de 12 t/m 23 jaar. Ongeveer twee derde van de jongen uit deze doelgroep zijn tussen de 17 en de 21 jaar oud. Het aantal oudere jongen stijgt

Slide 12 - Slide

Welke soorten verslaving kennen jullie?

Slide 13 - Open question

Soorten verslaving
Alcoholverslaving: Je bent verslaafd aan alcohol als je zoveel drinkt dat je gezondheid, school of werk en je vrienden hieronder lijden en je hier niet meer mee kunt stoppen.
Drugsverslaving: Als je een drugsverslaving hebt ben je zo van bepaalde middelen afhankelijk dat deze niet (of heel moeilijk) los kan laten. Als je stopt met het gebruik van drugs kun je last krijgen van ontwenningsverschijnselen. 
Gokverslaving: Je bent gokverslaafd als je veel speelt, veel geld verliest en door het spelen je eigen leven en dat van de mensen in je omgeving negatief beïnvloedt.
Seksverslaving: Meestal heb je te maken met een seksverslaving als je zo van bepaalde seksuele activiteiten afhankelijk bent dat je deze niet, of heel moeilijk kan loslaten.
Gameverslaving: Een gameverslaving is een dwangmatige en voortdurende behoefte om te gamen, waarbij je andere belangrijke dingen, zoals vrienden en hobby’s, uit het oog verliest.
Social media, smartphone en internetverslaving:
Gebruik van social media, smartphone en internet verandert in verslaving als het je dagelijks leven verstoort.



Slide 14 - Slide

Quiz 

Slide 15 - Slide

Wat is een fase van een verslaving?
A
Experimenteer fase
B
Psychische fase
C
Lichamelijke fase
D
Sociale fase

Slide 16 - Quiz

Wat moet je doen bij een verslaving?
A
Ondersteuning geven
B
Praten
C
Grenzen stellen
D
Afkicken

Slide 17 - Quiz

Wat zijn kenmerken van een verslaving
A
Niet meer zonder kunnen
B
Ontwenningsverschijnselen bij het niet gebruiken
C
Je schamen voor het gebruik
D
Alleen maar denken aan het middel

Slide 18 - Quiz

In welke doelgroep hebben mensen het meest een verslaving?
A
25-30 jaar
B
30-50 jaar
C
12-23 jaar
D
23-30 jaar

Slide 19 - Quiz

WAAR OF NIET WAAR!
Kun je in een keer stoppen met het gebruiken van verdovende middelen?

A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 20 - Quiz

Eigen ervaringen 

Slide 21 - Slide

Einde 

Slide 22 - Slide