Hoofdstuk 1 Markt en overheid

Programma
Vragen werk en werkloosheid?
Hoofdstuk 1 Markt en overheid
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programma
Vragen werk en werkloosheid?
Hoofdstuk 1 Markt en overheid

Slide 1 - Slide

Hoofdstukdoelen
• de kenmerken van de marktvorm van volkomen concurrentie benoemen.
• uitleggen hoe op een markt van volledige mededinging / volkomen concurrentie de prijs tot stand komt via het marktmechanisme.
• met behulp van een vraagfunctie en een aanbodfunctie de evenwichtsprijs, de evenwichts¬hoeveelheid en de evenwichtsomzet berekenen.
• de vraaglijn en de aanbodlijn in een grafiek tekenen en het marktevenwicht aangeven.
• verschuivingen van vraaglijn verklaren.
• verschuivingen van de aanbodlijn verklaren.
• uitleggen hoe via een verschuiving langs de collectieve vraaglijn een prijsverandering leidt tot een verandering van de gevraagde hoeveelheid.

Slide 2 - Slide

Hoofdstukdoelen
• uitleggen hoe via een verschuiving langs de collectieve aanbodlijn een prijsverandering leidt tot een verandering van de aangeboden hoeveelheid.
• uitleggen hoe op een markt van volledige mededinging / volkomen concurrentie veranderingen in de collectieve vraag en/of het collectieve aanbod resulteren in een nieuw marktevenwicht.
• uitleggen hoe veranderingen in de minimale prijs waartegen men het goed wil aanbieden en/of de marktprijs leiden tot veranderingen in het producentensurplus.
• uitleggen waarom een producent wel of niet toetreedt tot een nieuwe markt op basis van de overwegingen break-even-afzet of (maximale) winst.
• uitleggen dat het break-evenpunt een belangrijk omslagpunt is bij de afweging om wel of niet toe te treden tot een markt.

Slide 3 - Slide

Hoofdstukdoelen

• kostenfuncties en opbrengstenfuncties in een grafiek tekenen.
• voorbeelden geven van constante kosten en variabele kosten.
• uitleggen wanneer er sprake is van proportioneel, progressief of degressief variabele kosten.
• het verloop van de marginale kosten aangeven bij proportioneel, progressief of degressief variabele kosten.
• verklaren dat een producent winst maakt als de totale opbrengst hoger is dan de totale kosten en dit grafisch onderbouwen.
• de relatie tussen totale kosten en gemiddeld kosten verklaren.
• met behulp van de kosten- en de opbrengstlijn de afzet met maximale totale winst afleiden.
• uitleggen dat de totale winst toeneemt zolang de marginale opbrengst hoger is dan de marginale kosten.
• uitleggen dat de totale winst afneemt als de marginale opbrengst lager is dan de marginale kosten.

Slide 4 - Slide

Volkomen concurrentie, volledige mededinging

Slide 5 - Slide

Marktevenwicht berekenen of tekenen en aflezen
Marktevenwicht berekenen → qa = qv
marktevenwicht bestaat uit evenwichtsprijs (=P) en evenwichtshoeveelheid (=q)


Slide 6 - Slide

Het marktmechanisme

Volgens de theorie wordt elke markt in evenwicht gebracht door het marktmechanisme: de prijs past zich aan net zo lang totdat geldt vraag = aanbod.


Op de arbeidsmarkt is de ‘prijs’ het loonniveau.

Slide 7 - Slide

Gemiddelde variabele kosten (GVK)
= variabele kosten per product

Berekenen:
GVK = TVK/q

Gemiddelde variabele kosten = totale variabele kosten / aantal producten

Slide 8 - Slide

Marginale kosten
De marginale kosten zijn de extra kosten die een onderneming heeft als de productie met één eenheid wordt uitgebreid.

MK= ΔTK/ Δq



 


Σ

Slide 9 - Slide

Verloop gemiddelde variabele kosten (GVK)

Het verloop van de GVK heeft te maken met de marginale kosten (MK). Dit zijn de kosten per extra product.

- Proportionele variabele kosten: MK = GVK
- Degressieve variabele kosten: MK < GVK
- Progressieve variabele kosten: MK > GVK

Slide 10 - Slide

Constante kosten

Slide 11 - Slide

Gemiddelde & marginale opbrengst
De gemiddelde opbrengst en de marginale opbrengst zijn gelijk aan de verkoopprijs, als deze exogeen is.

Gemiddelde opbrengst = GO = TO / q = p x q / q = p
Marginale opbrengst = extra opbrengst voor elk product dat je extra verkoopt = verkoopprijs

Slide 12 - Slide

Break even

Slide 13 - Slide

Opbrengst, kosten en winst

p       = prijs (price)
q       = hoeveelheid (quantity) = afzet
TO    = Totale Opbrengst = omzet
  • TO = p x q
TCK = Totale Constante Kosten 
             (onafhankelijk van q)
TVK = Totale Variabele Kosten
             (afhankelijk van q)
TK    = Totale Kosten
  • TK  = TCK + TVK
TW   = Totale Winst
  • TO - TK
Gemiddeld en marginaal

GCK = Gemiddelde Contante Kosten
  • GCK = TCK / afzet (q)
GVK = Gemiddelde Variabele Kosten
  • GVK = TVK / afzet (q)
GTK = Gemiddelde Totale Kosten
  • GTK = TK / afzet (q)
  • GTK = GCK + GVK
GO  = Gemiddelde Opbrengst
  • GO = TO / afzet (q)
MO = Marginale Opbrengst
MK  = Marginale Kosten
MW = Maximale Winst als MO = MK!

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Maken
1.6, 1.11, 1.15, 1.34

Slide 16 - Slide

Welk van de volgende producten is een homogeen goed?
A
TV
B
Aardappel
C
Mobiel
D
Melk

Slide 17 - Quiz

Wat kan een oorzaak zijn van verschuiving van de vraaglijn?
A
De prijs van het product zelf is gestegen
B
Het inkomen van de consument is gestegen.
C
Een concurrerend product is goedkoper geworden.
D
De kosten van de producent zijn gedaald.

Slide 18 - Quiz

Proportioneel variabele kosten:
A
kosten die evenredig met de omzet stijgen of dalen
B
kosten die meer dan evenredig toenemen als de omzet stijgt
C
kosten die minder dan evenredig toenemen bij een stijgende omzet

Slide 19 - Quiz

De marginale opbrengsten zijn:
A
De totale opbrengsten
B
De prijs - variabele kosten per stuk
C
De extra opbrengsten als ik 100 producten extra maak
D
De extra opbrengsten als ik 1 product extra maak

Slide 20 - Quiz

MK = GVK

A
Elk product dat extra gemaakt wordt kost wéér 1x extra de energie kosten
B
Elk product dat extra gemaakt wordt kost wéér 1x extra de constante kosten
C
Elk product dat extra gemaakt wordt kost geen 1x extra de constante kosten
D
Elk product dat extra gemaakt wordt kost wéér 1x extra de variabele kosten

Slide 21 - Quiz

Break-even
A
GO - GTK
B
GVK + GCK
C
P = GO = MO
D
GO = GK

Slide 22 - Quiz

Dit is GEEN kenmerk van de volkomen concurrentie:
A
veel aanbieders
B
transparante markt
C
moeilijke toetreding
D
vraag en aanbod bepalen de prijs

Slide 23 - Quiz

Op de lange termijn is de winst bij volledige mededinging
A
positief
B
0
C
negatief

Slide 24 - Quiz