Herhaling thema 1 - Planten en dieren

Herhaling

Hoofdstuk 1 Planten en dieren
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling

Hoofdstuk 1 Planten en dieren

Slide 1 - Slide

Huiswerk opdracht

Hoe zorgen de aanpassingen van bladeren en wortels ervoor dat de planten in Tenerife en Nederland kunnen overleven?

Slide 2 - Slide

Antwoord leerling
In Tenerife is het heel zonnig dus kan het zijn dat de planten langer zonder water moeten. De bladeren slaan vocht op en door lange wortels kunnen ze makkelijker bij het water dat zich dieper in de grond bevindt (zon). 
Terwijl in Nederland kun je het makkelijk uit de grond halen en regent het ook best vaak. Dus hebben ze minder dikke bladeren en langere wortels nodig.

Slide 3 - Slide

Leerdoelen basisstof 1
- Je kunt uitleggen wat een organisme is.
- Je kunt de zeven levenskenmerken noemen.
- Je kunt onderscheiden of iets levend, dood of levenloos is.

Slide 4 - Slide

Wat is een organisme?
A
Niet-levende materie
B
Levend wezen
C
Planten en dieren
D
Bacteriën en schimmels

Slide 5 - Quiz

Wat beschrijft een van de zeven levenskenmerken?
A
Rusten van een organisme
B
Kleur van een plant
C
Voortplanten van een organisme
D
Overleden organisme

Slide 6 - Quiz

Wat is een dode plant?
A
Levend organisme
B
Levenloos organisme
C
Dood organisme

Slide 7 - Quiz

Leg het verschil uit tussen levend en levenloos .

Slide 8 - Open question

Leerdoelen basisstof 2
- Je kunt omschrijven wat groei en wat ontwikkeling is.
- Je kunt de onderdelen van een zaad noemen met hun functie.

Slide 9 - Slide

Een kat krijgt te weinig beweging en teveel voeding. De kat neemt toe in gewicht.
Spreken we dan van groei of ontwikkeling?
A
Groei
B
Ontwikkeling

Slide 10 - Quiz

Groei= toename in grootte of gewicht
Ontwikkeling= verandering in functie.

Slide 11 - Slide

Welke van de volgende onderdelen is GEEN onderdeel van een zaad?

A
Zaadlobben
B
Zaadhuid
C
Kiem
D
Blad

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Wat is de functie van de zaadhuid?
A
Beschermt zaad
B
Wateropname
C
Bevat reservevoedsel
D
Hechting ouderplant

Slide 14 - Quiz

De kiem bestaat uit de zaadhuid en de zaadlobben
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Wat gebeurt er na de bloei in de levenscyclus van een tomatenplant?

A
De plant sterft af
B
De bloemen verwelken
C
De bloemen ontwikkelen tot vruchten
D
De cyclus begint opnieuw

Slide 16 - Quiz

Wat gebeurt er met de zaden nadat de tomatenvruchten zijn gerijpt?

A
De zaden worden opgeslagen in de plant
B
Ze kunnen een nieuwe plant vormen
C
De zaden sterven af
D
Er gebeurt niks met de zaden

Slide 17 - Quiz

Wat is het resultaat van de levenscyclus van een tomatenplant?

A
De plant sterft en er komt niks nieuws
B
De plant groeit alleen groter
C
De levenscyclus herhaalt zich
D
De plant produceert zo geen vruchten

Slide 18 - Quiz

Leerdoelen basisstof 3
- Je kunt omschrijven wat metamorfose is.
- Je kunt de levenscyclus van een koolwitje en van een kikker beschrijven.

Slide 19 - Slide

Wat is metamorfose?
A
Verandering van omgeving
B
Veranderingen in lichaamsbouw of levenswijze
C
Proces van voortplanting
D
De groei van een plant

Slide 20 - Quiz

Welke van de volgende fases zijn kenmerkend voor de metamorfose van een kikker?

A
Ei, larve, volwassen
B
Larve, pop, volwassen
C
Zaad, plant, bloem
D
Ei, larve, cocon, volwassen

Slide 21 - Quiz

Een dier die geen metamorfose ondergaat, heeft geen levenscyclus.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Leerdoelen basisstof 6
- Je kunt aanpassingen bij planten beschrijven
- Je kunt aanpassingen bij dieren beschrijven

Slide 24 - Slide

Welke aanpassingen hebben planten in een droge omgeving?
A
Grote, platte bladeren
B
Kleine, dikke bladeren
C
Een klein wortelstelsel
D
Een groot wortelstelsel

Slide 25 - Quiz

Wat is een belangrijke aanpassing van waterplanten zoals waterlelies?

A
Sterke wortels in de grond
B
Geen bladeren
C
Brede, drijvende bladeren
D
Groei in schaduw

Slide 26 - Quiz

De reuzenaronskelk produceert een typische geur van rottend vlees. Waarom zou de plant dit doen?
A
Om dieren af te schrikken
B
Insecten aan te trekken voor bestuiving
C
Om planten af te schrikken
D
Water te besparen

Slide 27 - Quiz

Welk van de volgende voorbeelden is een aanpassing van een dier aan een koude omgeving?

A
Dunne vacht en vetopslag
B
Dikke vacht en vetopslag
C
Gestroomlijnd lichaam
D
Grote oren

Slide 28 - Quiz

Welke aanpassing hebben vogels die in bomen leven, zoals de kolibrie?

A
Dunne snavel voor nectar
B
Korte vleugels voor snelheid
C
Sterke poten om te graven
D
Dikke huid

Slide 29 - Quiz

Wat voor snavel heeft dit dier?
A
Pincetsnavel
B
Haaksnavel
C
Kegelsnavel
D
Zeefsnavel

Slide 30 - Quiz

Hoe heet deze snavel en wat eet deze vogel?
A
Priemsnavel, insecten
B
Pincetsnavel, insecten
C
Kegelsnavel, zaden
D
Zeefsnavel, bodemdiertjes

Slide 31 - Quiz

Zoolgangers, teengangers en topgangers

Slide 32 - Slide

Welke pootafdruk is van een topganger?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 33 - Quiz

Wat voor ganger is de egel?
A
Zoolganger
B
Topganger
C
Teenganger

Slide 34 - Quiz

Welke van de volgende dieren is een zoolganger?

A
Mens
B
Leeuw
C
Haan
D
Paard

Slide 35 - Quiz

Welke van de volgende is GEEN type verdedigingsmechanisme dat door dieren kan worden gebruikt?
A
Camouflage
B
Geluiden maken
C
Giftige stoffen uitscheiden
D
Klauwen van een dier

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Video

Hoe ging deze quiz?
GOED!
Mwah...
Slecht..

Slide 38 - Poll