This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 36 min
Items in this lesson
Gezond bezig met taal
Slide 1 - Slide
Wat hebben we vorige week geleerd?
Slide 2 - Slide
Insecten
Slide 3 - Slide
Welke insecten ken jij?
Slide 4 - Mind map
Wat zijn insecten?
Insecten zijn beestjes waarbij het skelet aan de buitenkant van het lichaam zit. Bij bijvoorbeeld een mens of een vogel zit het skelet aan de binnenkant van het lichaam.
Insecten worden vaak gezien als kleine, enge, kriebelbeestjes.
Slide 5 - Slide
Welke insecten bijten?
Slide 6 - Mind map
Van welk insect kan een angel in je huid zitten na de beet?
A
wesp
B
bij
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Video
Wat is de juiste volgorde
A
eitje-rups-vlinder
B
eitje-vlinder-rups
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Video
Zou jij zo'n insectenlolly eten?
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Wat is het verschil tussen een bij en een wesp?
Slide 13 - Open question
Waarom steken muggen?
A
uit angst
B
voor voedsel
C
boos zijn
D
omdat het lekker ruikt
Slide 14 - Quiz
Waarom steken wespen?
A
om zich te verdedigen/gevaar
B
uit angst
C
voedsel
D
odat het lekker ruikt
Slide 15 - Quiz
Insecten komen af op........
A
licht
B
warmte
Slide 16 - Quiz
Insecten komen af op ............kleding?
A
witte
B
gekleurde
Slide 17 - Quiz
Wat doe jij als je gebeten bent door een insect? Wat smeer jij op?
Slide 18 - Open question
Slide 19 - Video
Hoelang moet je koelen na een wespensteek?
A
10 minuten
B
20 minuten
C
30 minuten
Slide 20 - Quiz
Wat moet je doen als je geprikt bent in mond of keel?