Herhaling

Herhaling
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling

Slide 1 - Slide

Deze les
- Herhalen begrippen
- Oefenen

Slide 2 - Slide

Stof
Zorg dat je de begrippen kent en dat je een voorbeeld weet (bijvoorbeeld ook van de naamvallen).
We gaan begripsvragen, inzichtvragen en toepassingsvragen stellen.

Slide 3 - Slide

Begripsvraag
combineer de stijlfiguur met de juiste omschrijving.

Slide 4 - Slide

Inzichtsvraag
Onderstreep de stijlfiguur en benoem welke stijlfiguur het is.

Slide 5 - Slide

Toepassing
voeg een prefix toe bij het woord...

Leg in eigen woorden uit wat het verschil is tussen...

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Het heeft ons bloed, zweet en tranen gekost.
A
enumeratio
B
opsomming in drieën
C
drieslag
D
climax

Slide 8 - Quiz

De soldaat, de korporaal, de sergeant, de majoor en zelfs de generaal kwamen in opstand.
A
enumeratio
B
hyperbool
C
climax
D
antithese

Slide 9 - Quiz

Welke morfemen zitten in het woord: lichtgewicht

Slide 10 - Open question

Welke morfemen zitten in het woord:
onleesbaar

Slide 11 - Open question

We zagen het gras golven in de wind.
A
metafoor
B
personificatie

Slide 12 - Quiz

Wij zaten op het schip der woestijn, tussen de twee bulten.
A
metafoor
B
personificatie.

Slide 13 - Quiz

Wat betekent:
Dat kost me een rib uit mijn lijf?

Slide 14 - Open question

Het verhaal van de bloemetjes en de ...

Slide 15 - Open question

Wij gaan vooraf reserveren bij dit restaurant.
A
tautologie
B
pleonasme
C
contaminatie

Slide 16 - Quiz

Die nieuwe boot kost erg duur.
A
tautologie
B
pleonasme
C
contaminatie

Slide 17 - Quiz

Deze vragenlijst moeten artsen verplicht gebruiken.
A
tautologie
B
pleonasme
C
contaminatie

Slide 18 - Quiz

Met veel pracht en praal werd de kerstafdeling opgezet.
A
tautologie
B
pleonasme
C
contaminatie

Slide 19 - Quiz

De jongen zat er eenzaam en verlaten bij.
A
tautologie
B
pleonasme
C
contaminatie

Slide 20 - Quiz

Voeg een prefix en een suffix toe bij het woord vriend.

Slide 21 - Open question

Wat ga je doen?
Schrijf een tekst (minimaal 200 woorden) om mij te overtuigen dat iedereen die vlees eet eerst zelf een boerderijdier moet slachten. Je mag voor deze opdracht je laptop gebruiken ter inspiratie.

Gebruik in de tekst:
1. een tautologie of een pleonasme
2. een contaminatie
3. een uitdrukking met een dier erin
4. een metafoor of personificatie
5. een hyperbool 
6. Enumeratio, opsomming in drieën, of een drieslag.

De tekst gaan we vervolgens in groepjes aan elkaar voorlezen. De beste van het groepje mag het voor de klas proberen. Let tijdens het presenteren op je mimiek!
timer
10:00

Slide 22 - Slide