Les 3 Cursus 5 Grammatica - het werkwoordelijk gezegde

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

Cursus 5 Grammatica

les 3

Het werkwoordelijk gezegde 

Open je Chromebook

Wat weet je nog van de pv?

Wat weet je nog van de zinsdelen?

Wat weet je nog van de resten?

Wat weet je al van het werkwoordelijk gezegde?

Sluit je Chromebook

Herhaling

Persoonsvorm

• tijdproef
• getalproef
• vraagproef

Zinsdeel: 

• één woord of een groepje woorden die voor de pv kunnen staan

Herhaling

In een zin staan soms meer werkwoorden of woorden die met werkwoorden te maken hebben:

• 1. {werkwoordelijke rest} 

• 2. [niet-werkwoordelijke rest] 

• 3 [gemengde rest} 

 Werkwoordelijk gezegde

Het werkwoordelijk gezegde:

• is de pv + alle resten;
  
• zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’;
  
• is een zinsdeel;
  
• zet je onder de zin.

Open je Chromebook

Wat is het Werkwoordelijk gezegde?

1. het eerste werkwoord van een zin.
2. de pv en alle resten.
3. het laatste werkwoord van een zin.

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

'Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen'.

1. ik
2. kan
3. benoemen
4. kan benoemen

Gaat Joris vanavond skaten?

Het werkwoordelijk gezegde =

1. gaat
2. Joris
3. vanavond
4. gaat skaten

Ik ben aan het eten
Het werkwoordelijk gezegde =

1. Ik
2. ben
3. ben eten
4. ben aan het eten

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Ik ben aan het voetballen.'

Wat is het werkwoordelijk gezegde.
Zij is aan het telefoneren.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Hij zou het hebben gedaan.