H3E P2 les 11 - CBZ (05-01-2021)

¿Qué tal las vacaciones?
1 / 21
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

¿Qué tal las vacaciones?

Slide 1 - Slide

Afspraken online lessen

Slide 2 - Slide

el programa de hoy
  • Materiaal online lessen 
  •  PO Sollicitatie brief 
  • El uso del pretérito indefinido


Slide 3 - Slide

Materiaal online lessen
  • Studiewijzer/ planning 
  • Quizlet 
  • Lessonup (opdrachten en online lessen)
  • Werkdocument google classroom, wordt gecheckt op maandag 
  • Paso adelante TB en WB deel A 
  • Themaboekje periode 2. Quién soy 
  • Faq formulier 

Slide 4 - Slide

PO 
Sollicitatie brief schrijven
 - voorbereidende opdracht 
- motivatie brief 
- inleveren in classroom uiterlijk 19-01-2021

Slide 5 - Slide

Indefinido
Regelmatig

Slide 6 - Slide

De pretérito indefinido= de verleden tijd. : ik at, jij ging

- De indefinido gebruik je bij een afgesloten handeling, gebeurtenis  op een bepaald moment / periode in het verleden.


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Marcadores del indefinido

Slide 9 - Slide

INDEFINIDO 
De indefinido wordt gebruikt voor gebeurtenissen die op een bepaald moment in het verleden plaatsvonden. Deze gebeurtenissen/acties zijn afgesloten en hebben voor de spreker geen verband met het heden. 

Ayer hablé con mi abuelo sobre las clases en línea. 
Gisteren praatte ik met mijn opa over de online lessen. 
Ik heb gisteren met mijn opa over de online lessen gesproken. 

Slide 10 - Slide

Indefinido (signaalwoorden)
ayer, anteayer, anoche
la semana pasada
el año/mes/verano pasado
el otro día, el lunes, el martes
hace 1,2,3 día(s) /semana(s)
en 1946, el 14 de febrero (datum)
en marzo... navidades...
aquel día, aquel invierno, desde 1995 hasta 1998, 
de repente, cuando, 
el/la último/a día/tarde...


Leer de vertaling van de signaalwoorden!
DEZE TIJD HEEFT EEN DUIDELIJK BEGIN EN EIND!

Slide 11 - Slide

De Indefinido van ser en ir:
onregelmatig én hetzefde


fui
fuiste
fue
fuimos
fuisteis
fueron




ir / ser   =



Slide 12 - Slide

ser       ir        tener     estar

fui                      fui                  tuve                        estuve

fuiste               fuiste            tuviste                  estuviste

fue                    fue                 tuvo                        estuvo

fuimos            fuimos          tuvimos                estuvimos

fuisteis           fuisteis         tuvisteis               estuvisteis

fueron             fueron          tuvieron                estuvieron

Slide 13 - Slide

gisteren
in 2002
afgelopen/vorige week
de laatste keer
drie jaar geleden
Ayer 
la última vez
Hace tres años
la semana pasada
En 2002

Slide 14 - Drag question

Vul de juiste vorm van het werkwoord tussen haakjes in de indefinido in. "Ayer yo (habler) con mis abuelos.

A
hablé
B
hablaste
C
habló
D
hablamos

Slide 15 - Quiz

Tú (comer) pizza ayer, ¿verdad?

A
comí
B
comimos
C
comió
D
comiste

Slide 16 - Quiz

Del 2015 al 2019 Juan (vivir) en Madrid.

A
vivió
B
viviste
C
viví
D
vivimos

Slide 17 - Quiz

La semana pasada nosotros (visitar) a los abuelos.

A
visité
B
visitaste
C
visitó
D
visitamos

Slide 18 - Quiz

La semana pasada vosotros (ir) a casa de los abuelos.

A
fui
B
fuiste
C
fue
D
fuisteis

Slide 19 - Quiz

Hola chicos, (aprender) español en las vacaciones pasadas?

A
aprendí
B
aprendió
C
aprendisteis
D
aprendimos

Slide 20 - Quiz

Ayer mis amigos (escribir) muchos mensajes por WhastApp.

A
escribió
B
escribieron
C
escribisteis
D
escribiste

Slide 21 - Quiz