WOORDEN Regels en straf dag 8

Woordenschat
Dag 8:  Regels en Straf
1 / 23
next
Slide 1: Slide
ISKVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woordenschat
Dag 8:  Regels en Straf

Slide 1 - Slide

het papier
  • Iets waarop je kunt schrijven en waarvan bijvoorbeeld boekenzijn gemaakt
  • Gemaakt van bomen
  • Zin: Vandaag tijdens kunst hebben wij een tekening gemaakt op papier.

Slide 2 - Slide

de politie
  • een groep mensen die ervoor zorgen dat iedereen zich aan de wet houdt en dat het veilig is in het land
  • Zin: De politie heeft mij geholpen toen ik een ongeluk had.

Slide 3 - Slide

het probleem
  • Een moeilijke situatie
  • Iets wat je niet direct kan oplossen
  • Zin: Ik ben mijn OV-Chipkaart verloren en nu heb ik een probleem.

Slide 4 - Slide

de prullenbak
  • een bak om dingen in weg te gooien
  • de prullenbak - de prullenbakken
  • Zin: De prullenbak staat bij de tafel van de docent. 

Slide 5 - Slide

de reden
  • je vertelt waarom je iets doet 
  • de reden - de redenen
  • Zin: De reden waarom ik te laat ben: ik had een afspraak.

Slide 6 - Slide

verdienen
  • Iets wat je krijgt als je er hard voor werkt
  • Loon wat je krijgt van je in dienst bent.
  • Zin: Deze maand heb ik 60 euro verdient op mijn werk.
  • Zin: Ik heb heel hard aan mijn Nederlands gewerkt en nu kan ik het beter spreken.

Slide 7 - Slide

vragen (ww)
  • iets zeggen met als doel een antwoord te krijgen
  • Werkwoord: Ik vraag - wij vragen
  • Zin: De docent vraagt aan de leerling hoe zijn weekend was.

Slide 8 - Slide

de weg
  • Een plek op straat waar voertuigen rijden
  • Naar een andere plaats toe gaan
  • Zin: Om op school te komen moet ik de weg oversteken.

Slide 9 - Slide

Wat bedoelen wij met het woord
"het papier"?
A
materiaal waar je op kunt schrijven
B
materiaal waar boeken van zijn gemaakt
C
materiaal waar je een tekening op kunt maken
D
een blaadje

Slide 10 - Quiz

Wat bedoelen wij met het woord
'de politie'?
A
iemand die brand blust
B
iemand die de straat opruimt
C
een groep mensen die ervoor zorgt dat mensen zich aan de wet houden
D
een groep mensen die voor veiligheid zorgt

Slide 11 - Quiz

Wat bedoelen wij met het woord
'het probleem'?
A
een taak die opgelost kan worden
B
een makkelijke situatie
C
een situatie die niet opgelost kan worden
D
een vraag waar geen oplossing voor is

Slide 12 - Quiz

Wat bedoelen wij met het woord
'de prullenbak'?
A
een bewaardoos
B
een bak waar je dingen in bewaard
C
een bak om dingen weg te gooien
D
een vuilnisbak

Slide 13 - Quiz

Wat is bedoelen wij met het woord 'verdienen'?
A
loon krijgen voor werk wat je doet
B
iets krijgen uit de winkel
C
vangen van een bal
D
iemand bedienen

Slide 14 - Quiz

Maak zelf een zin

Slide 15 - Slide

Maak een zin met het woord 'vragen'.

Slide 16 - Open question

Vul het ontbrekende woord in van de zinnen.

Slide 17 - Slide

De .... geeft een boete voor het rijden door rood licht.

Slide 18 - Open question

Wij ..... ons geld met hard werken.

Slide 19 - Open question

Mag ik jou iets ..... ? Weet jij de weg naar het station?

Slide 20 - Open question

Waar wil jij later je geld mee verdienen?

Slide 21 - Open question

zinnen maken 

zinnen schrijven
Regels:
- denk aan de leestekens en hoofdletters
- ik schrijf één zin
- gebruik woorden van deze les
- eerst in mijn eigen taal, dan in het Nederlands.


Slide 22 - Slide

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: het papier, de politie, het probleem, de prullenbak, de reden, verdienen, vragen en de weg

Slide 23 - Slide