Werkwoordspelling Kern 5

Werkwoordspelling
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 29 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 
  1. Ik weet dat er 6 werkwoordsvormen zijn en ik (her)ken de werkwoordsvormen PVTT en PVVT en de deelwoorden (VD en OD).
  2. Ik ken de spellingsregels voor de persoonsvorm en de deelwoorden en ik kan deze toepassen.
  3. Je kent de spellingsregels voor deelwoorden en kunt die toepassen.
  4. Je kent de regels van de gebiedende wijs en kunt die toepassen. 
  5. Je kent de regels van de Engelse werkwoorden en kunt deze toepassen. 

Slide 2 - Slide

Doel 1
Ik weet dat er 6 werkwoordsvormen zijn en ik (her)ken de werkwoordsvormen PVTT en PVVT en de deelwoorden (VD en OD).

Slide 3 - Slide

werkwoords-vormen
1. Persoonsvorm TT / VT
Wij lopen altijd naar school.
Wij liepen altijd naar school

2. Voltooid deelwoord
Wij hebben gisteren 10 kilometer gelopen.

3. Hele werkwoord/infinitief
Wij willen daar graag lopen.

Slide 4 - Slide

werkwoords-vormen
4. onvoltooid deelwoord
Gisteren kwam zij lopend naar school.

5. bijvoeglijk gebruikt deelwoord
De gelopen.afstand was 10 km. 
Het lopende meisje kwam te laat op school. 

6. gebiedende wijs
Loop naar het bord!

Slide 5 - Slide

Persoonsvorm
De persoonsvorm is verbonden met het onderwerp en kan zowel in de tegenwoordige tijd als in de verleden tijd staan. 

Je vindt de persoonsvorm door:
  • De tijdproef
  • De getalsproef
  • De vraagproef 

Slide 6 - Slide

Voltooid deelwoord (VD)
Het VD geeft aan dat iets is afgelopen

Je herkent het  aan:
  • voorvoegsel: ge-, be-, ont- of ver- 
  • VD sterke ww eindigt op -en
  • VD zwakke ww eindigt op -d of -t
  • De zin bevat een vorm van hebben, zijn of worden (hulpww)

Slide 7 - Slide

Infinitief
Een infinitief is de werkwoordsvorm waarin het werkwoord zich niet heeft aangepast aan het getal of de tijd van de zin. 

Het hele werkwoord is het infinitief. 

Er staat soms 'te' of 'aan het' voor.

Slide 8 - Slide

onvoltooid deelwoord (OD)
Het OD geeft aan dat iets is nog aan de gang is.

Je herkent het ALTIJD aan:
infinitief + -d

Slide 9 - Slide

gebiedende wijs
Geeft aan dat iets een bevel is!

Je herkent de gebiedende wijs aan:
geen onderwerp
altijd ik-vorm!

Slide 10 - Slide

Doel 2
Ik ken de spellingsregels voor de persoonsvorm en de deelwoorden en ik kan deze toepassen.

Slide 11 - Slide

Persoonsvorm
  • De persoonsvorm kan voorkomen in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd. Bij deze tijden horen verschillende regels.

  • Daarnaast bestaan er sterke,  zwakke en onregelmatige werkwoorden.

Slide 12 - Slide

Persoonsvorm TT
ik, .... jij
Persoonsvorm TT
ik, .... jij? 

jij 

hij/zij/het 

meervoud
wij, jullie, zij 
ik-vorm/stam

ik-vorm + t

ik-vorm + t

'infinitief' 
fiets      word      loop 

fietst    wordt      loopt

fietst     wordt      loopt

fietsen  worden  lopen
werkwoorden die eindigen op dt komen dus alleen voor bij de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd van jij + hij/zij/het. De stam van het werkwoord moet dan wel op een d eindigen.

Slide 13 - Slide

Persoonsvorm VT
Twee soorten werkwoorden:
  1. Bij zwakke werkwoorden moet je bepalen of er -te(n) of +de(n) toegevoegd moet worden. 

  1. De sterke werkwoorden moet je kennen. Ze veranderen van klank en je schrijft ze zo kort mogelijk! worden --> werden 
                                                                 zitten--> zaten


Slide 14 - Slide

'T sexy kofschip
  • Eigenlijk zeggen we het fout als we praten over de kofschip-regel. 

  • In plaats daarvan zouden we het over de regel van ’t sexy kofschip moeten hebben. Hierin zitten alle medeklinkers die we nodig hebben om te weten of we een -d of een -t moeten schrijven aan het eind van het werkwoordsvorm. 

  • Alleen de medeklinkers zijn belangrijk.

Slide 15 - Slide

Doel 3
Je kent de spellingsregels voor deelwoorden en kunt die toepassen.

Slide 16 - Slide

Voltooid deelwoord 
Twee soorten werkwoorden:

  1. Sterke werkwoorden moet je kennen. Eindigen meestal op -en
  2.  Zwakke werkwoorden eindigen op -t of -d 


Slide 17 - Slide

Voltooid deelwoord 
Je kan ook kijken naar de verleden tijd van het werkwoord om de juiste spelling te vinden. 



Ook kun je het voltooid deelwoord langer maken door er een bijvoeglijk naamwoord van te maken. 
Vaak hoor je dan of je een 't of 'd moet schrijven. 

Slide 18 - Slide

onvoltooid deelwoord 
ALTIJD:
infinitief + -d

Slide 19 - Slide

Werkwoordspelling Schema 
Is het werkwoord een persoonsvorm?
Ja
Nee
   TT                    VT                      deelwoord                   INF 
EV: ik, ...jij: ik-vorm
jij, hij, zij, het : ik-vorm +t
MV: 'infinitief'
zwak:
ik-vorm +te(n)/de(n)
sterk: klank verandert
VD
D of een T?

OD: inf. + -d
hele werkwoord
gebiedende wijs:
ik-vorm

Slide 20 - Slide

 deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
1. bepaal altijd eerst wat het deelwoord is

2. soms pas je daarna de spelling enigszins aan: + e, 
     - klinker, + medeklinker
     - gewit --> gewitte

Slide 21 - Slide

Doel 4
Je kent de regels van de gebiedende wijs en kunt die toepassen. 

Slide 22 - Slide

Gebiedende wijs

  • Bevel of aansporing
  • Persoonsvorm: ik-vorm van het werkwoord: Loop naar het bord!
  • Er staat geen onderwerp in de gebiedende wijs.
  • Je kunt 'jij' (of jullie) erachteraan denken.

Slide 23 - Slide

Doel 5
Je kent de regels van de Engelse werkwoorden en kunt deze toepassen. 

Slide 24 - Slide

Engelse werkwoorden
  • Engelse werkwoorden vervoeg je zoveel mogelijk als Nederlandse werkwoorden!
    Je gebruikt dezelfde regels.


  • Engelse werkwoorden hebben soms een afwijkende ik-vorm:
       paintball, delete, race (vanwege de uitspraak)
       scoor, promoot -(vanwege de o-klank)

Slide 25 - Slide

Engelse werkwoorden
  • Sommige woorden en werkwoorden die wij gebruiken, komen uit een andere taal. Je noemt ze leenwoorden

  • Let op: Bij werkwoorden als saven, timen en daten eindigt de stam op -e.

  • We 'verNederlandsen' de Engelse werkwoorden, behalve als je daardoor een verkeerde uitspraak krijgt.

Slide 26 - Slide

Hoe zit dat?
  • Bij het werkwoord saven eindigt de stam op een -e
  • -> save
  • De v van save is stemhebbend
  • Daarom krijg je in de verleden tijd -de of - den

Ik save                 Ik savede                Ik heb gesaved
Hij savet             Wij saveden

Slide 27 - Slide

Engelse werkwoorden
Bij de meeste werkwoorden  werkt het dus hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.

Slide 28 - Slide

Maar..... let goed op de uitspraak!

Slide 29 - Slide