Het meewerkend voorwerp in het Frans

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Le programme d'aujourd'hui

uitleg Bron C chapitre 2 (complément objet indirect)

opdr. 16/17 Bron D (luisteren / spreken)

Het meewerkend Voorwerp

(Bron C chapitre 2 page 24)

Lesdoelen:

• Ik kan het meewerkend voorwerp in een zin vinden.
• Ik kan het meewerkend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord
  
• Ik kan het persoonlijk voornaamwoord op de juiste plaats in de zin zetten
  

Wat is een meewerkend voorwerp ??

Ik (O) geef (PV) een bos bloemen (LV)  aan mijn oma (MV)

Hoe herken je een meewerkend voorwerp in een Franse zin?

Het zinsdeel waar het meewerkend voornaamwoord in staat begint met:

à   -   au  -   à  la   -  aux

Het meew. vw vervangen

Je kunt het zinsdeel dat meewerkend voorwerp is

vervangen door

een persoonlijk voornaamwoord.

Ik geef een bos bloemen aan mijn oma - Ik geef haar een bos bloemen

Wat zijn de vormen van het pers. vnw. als meew. vw. in het Frans?

(aan) mij                    me/m'                       

(aan) jou                    te/t'                            

(aan) hem                 lui  

(aan) haar                 lui                                

(aan) ons                  nous                          

(aan) u/jullie            vous                           

(aan) hun                  leur                               

Hoe gaat dat dan?

Elle dit bonjour à moi.       (aan/tegen mij)      >     Elle me dit bonjour.

Ses parents donnent un cadeau à toi.  (aan jou)  >     Ses parents te 

                                                                                                            donnent un cadeau.

Je dis bonjour à  ma mère.  (aan/ tegen haar)     >    Je lui dis bonjour.

Il raconte des histoires aux élèves           >     Il leur raconte des histoires.

Mon grand-père donne un cadeau à ma soeur et moi.   > Mon grand-père 

                                                                                                      nous  donne un cadeau.

Je raconte une histoire à vous.                 >      Je vous raconte une histoire.

Werkwoorden die vaak het voorzetsel à krijgen:

répondre à               = beantwoorden (aan)

écrire à                       = schrijven (aan)

donner à                    = geven (aan)

dire à                            = zeggen (aan)

parler à                        = praten (met)

téléphoner à             = bellen (met)

demander à               = vragen (aan)

Voorbeeld: Je téléphone au médecin - Je lui téléphone

De plaats in de zin

1. Direct voor de persoonsvorm.   

Je lui donne de l' argent = Ik geef hem geld.

 Je lui ai donné de l' argent = Ik heb hem geld gegeven.

2.  Heel werkwoord in de zin???     Dan voor het hele werkwoord.

Je vais lui donner de l' argent. = Ik ga hem geld geven.

Vervang het meew. vw door een pers. vnw.
Welke zin is goed?

Il demande quelque chose à moi

1. Il te demande quelque chose.
2. Il me demande quelque chose
3. Il se demande quelque chose.
4. Il demande me quelque chose

Vervang het meew. vw door een pers. vnw.
Welke zin is goed?

Matteo n'a pas répondu au prof.

1. Matteo n' a lui pas répondu .
2. Matteo ne m' a pas répondu.
3. Matteo ne lui a pas répondu .
4. Matteo n' a pas lui répondu.

Wat is de plaats in de zin van het pers. vnw. als meewerkend voorwerp?

1. Altijd voor de persoonsvorm.
2. Altijd voor het voltooid deelwoord.
3. Heel werkwoord in de zin? Voor het hele ww, anders voor de persoonsvorm
4. Als er een heel werkwoord in de zin staat , dan na het hele werkwoord.

Noem 2 werkwoorden die het voorzetsel à achter zich krijgen.

Vervang het meewerkend voorwerp door een persoonlijk voornaamwoord. Let goed op de plaats!
Il pose une question aux enfants

Il va poser une question aux enfants

Il a posé une question aux enfants

Au travail!

* Maak de opdrachten die horen bij Bron H uit je werkboek

* ga aan de slag met het leren van H3 via Slim stampen

* Ga aan de slag, niets doen is geen optie :-)