In construct-vwo2- C.5-§6-aanwijzend, vragend en onbepaald vnw

1 / 21
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 21 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
Ca. 15 minuten stil lezen
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Jas over de stoel,IPad in de tas

Slide 2 - Slide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?

In deze les leer je hoe aanwijzende, vragende en onbepaalde voornaamwoorden kunt herkennen




Eerst even een terugblik naar de vorige les d.m.v. een filmpje


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

vwo2- C.5-§6-aanwijzend, vragend en onbepaald vnw
Oefening/ terugblik:
Welke werkwoorden uit de zinnen, zijn verplicht wederkerend en welke toevallig?
1-Sloof je toch niet zo uit als je op de verjaardag van je vriendin bent.
2-Sommige mannen zouden zich eerst moeten scheren voordat ze zich in het openbaar vertonen.
3- Dit karweitje moet je niet door een ander laten opknappen, maar zelf doen!
4-Met het nieuwe jaar wensen we elkaar veel geluk en nemen we ons weer voor om gezonder te eten.

Slide 5 - Slide

vwo2- C.5-§6-aanwijzend, vragend en onbepaald vnw
1  je = wed.vnw (sloof je)

2 zich = wed.vnw, zich = wed.vnw
3-
4 elkaar = wedig.vnw, ons = wed.vnw 


Slide 6 - Slide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Bekijk de zin: Deze rugzak vind ik veel handiger dan dat koffertje.

In deze zin zijn Deze en dat aanwijzende voornaamwoorden. Een aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw) wijst meestal een mens, een dier of een ding aan: deze jongen, dat varken, die jurk. 

Dit zijn de aanwijzende voornaamwoorden:
deze, die, dat, dit, zulk(e), zo’n, dergelijk(e), zelf, hetzelfde, dezelfde.

Slide 7 - Slide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Een aanwijzend voornaamwoord kan voor een zelfstandig naamwoord staan, maar het kan ook alleen staan. 


In dat geval kun je het zelfstandig naamwoord er soms achter denken:


Slide 8 - Slide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Joran kreeg een horloge voor zijn verjaardag en hij vond dat (horloge) het mooiste cadeau.

Een aanwijzend voornaamwoord kan ook terugwijzen naar een hele zin:


Mijn broer draait altijd keiharde muziek op zijn kamer. Ik vind dat (mijn broer draait altijd keiharde muziek op zijn kamer ) erg storend.



Slide 9 - Slide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Let op:

De woorden dat en die behoren tot meerdere woordsoorten; dat en die zijn alleen aanwijzend voornaamwoord als je ze kunt vervangen door dit en deze.


Woorden die een plaats of een richting aangeven (daar, daarheen, daarover, daarlangs), zijn geen aanwijzend voornaamwoord, maar bijwoorden.

Slide 10 - Slide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Bekijk de zinnen: Welke sport beoefen jij? 
Wat vind je daar zo leuk aan?
In deze zinnen zijn Welke en Wat vragende voornaamwoorden.

 Er zijn er vier: wie, wat, welk(e), wat voor (een). 

Een vragend voornaamwoord (vr.vnw) staat aan het begin van een vraag of aan het begin van een zin die gemaakt is van een vraag.

Slide 11 - Slide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Wie gaat er mee naar de film? Boy vraagt aan zijn vrienden wie er meegaat naar de film.



Wat heb je vandaag gedaan? 
Rex informeert bij Roos wat zij vandaag gedaan heeft.




Slide 12 - Slide

Cursus 7-§ 13-Werkwoordsvormen en wwtijden
Let op: 
de woorden wie en wat zijn geen vragend voornaamwoord als ze terugwijzen naar een eerder genoemd woord: 

Dat meisje op wie jij verliefd bent, woont bij mij in de straat. 

Alles wat hij aanraakte, veranderde in goud.

Slide 13 - Slide

vwo2- C.5-§6-aanwijzend, vragend en onbepaald vnw
In de voorbeeldzin is (n)iemand een onbepaald voornaamwoord (onbep.vnw). Het duidt een persoon of een zaak aan, maar zegt niet precies wie of wat bedoeld wordt:

Er was gisteren iemand op tv die alles wist over duurzame energie.

Drie lastige gevallen vormen de woorden je, het en wat:
In Nederland heb je (= men) mooi pech met die natte zomers. 
Het regent hier altijd.
Maar goed, binnen is het dan knus en er is altijd wel wat (= iets) op televisie.

Slide 14 - Slide

vwo2- C.5-§6-aanwijzend, vragend en onbepaald vnw
b– Het woord je is onbepaald voornaamwoord als het men betekent.
– Het woord het is een onbepaald voornaamwoord als het niet naar één of meer andere woorden verwijst, maar tijd, weersomstandigheden of sfeer aangeeft.
– Het woord wat is onbepaald voornaamwoord als het 
iets betekent.

In dit schema vind je de aanwijzende, vragende en onbepaalde voornaamwoorden.

Slide 15 - Slide

vwo2- C.5-§6-aanwijzend, vragend en onbepaald vnw
In dit schema vind je de aanwijzende, vragende en onbepaalde voornaamwoorden.

Slide 16 - Slide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 17 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten.
Zet het iedere keer zo in je schrift:
cursus-C-paragraaf-§---bladzijde-blz.---opdracht-opdr.

Staat er: omcirkel, vul in, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. 
Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 18 - Slide

Aan de slag

Slide 19 - Slide

Lees nog eens de theorie door op blz. 217 ( met andere voorbeelden)

Maken:
C.5-§4-Grammatica 
blz.217
Opdr. 1-2-3+5
samen klaar, dan maak je opdr. 4

alles in je schrift!

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide