exameneisen gesprekken voeren

gesprekken voeren
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quiz and text slides.

Items in this lesson

gesprekken voeren

Slide 1 - Slide

Inhoudskenmerken
Inhoudskenmerken: De eisen zoals gesteld worden in het examen.
beurten nemen/samenhang: Weet hoe aan het woord te komen en kan ook een reactie uitstellen tot hij de bijdrage van de ander heeft geïnterpreteerd.
Afstemming op doel: Kan het eigen doel tot uitdrukking brengen en doelgericht doorvragen. 


Slide 2 - Slide

Afstemming op gesprekspartner: verschil tussen formele en informele situaties toepassen en het spreekdoel van de ander herkennen.
Woordgebruik en woordenschat: Beschikt over voldoende woorden om zich te uiten.
Vloeiendheid en verstaanbaarheid en gramm.beheersing: Uitspraak is duidelijk, ondanks een accent en vertoont een redelijke grammaticale beheersing.

Slide 3 - Slide

Voorbeeld vraaggesprek

Slide 4 - Slide

Situatie

Je hebt een presentatie gegeven over je stage. Daarbij heb je een advies aan je docent gegeven over de kwaliteit van de stageplaats. Ook heb je geluisterd naar een presentatie van een medestudent. Je gaat nu een gesprek voeren met je medestudent over stages in het mbo.

Slide 5 - Slide

Opdracht

‘Waar moet een ideale stageplek aan voldoen?’.
In de discussie:
• Bespreek je vijf voorwaarden die jij essentieel vindt voor een goede stage. Geef per voorwaarde tenminste één argument + een voorbeeld.
Reageer je op de ideeën van je medestudent.
• Maak je samen een top vijf van de belangrijkste voorwaarden.


Slide 6 - Slide

Bedenk zelf vijf voorwaarden voor een goede stage in het mbo.

1. …………………………………………………………………………………………
2. ………………………………………………………………………………………..
3. ………………………………………………………………………………………..
4. ………………………………………………………………………………………..
5. ………………………………………………………………………………………..
Het gesprek duurt minimaal 5, maximaal 7 minuten.



Slide 7 - Slide

Checklist
  • Ik geef de belangrijkste informatie
  • Ik vertel daarbij wat ik vind of voel
  • Ik stel goede vragen
  • Het doel is duidelijk
  • Ik luister en laat hem uitpraten
  • Ik geef een reactie of zeg iets als dat nodig is

Slide 8 - Slide

  • Ik neem de beurt als ik iets wil zeggen
  • Mijn toon is passend (formeel/informeel)
  • Ik begrijp wat de ander bedoelt
  • Ik ben goed verstaanbaar en heb de juiste uitspraak
  • Ik spreek op een goed tempo (even nadenken mag)
  • Ik maak goede zinnen (een foutje mag)
  • Ik gebruik de  (vak) woorden goed 

Slide 9 - Slide

Heb je het gevoel dat je het examen kunt maken? (Wat mis je event.)

Slide 10 - Open question