Oefentoets Krachten en werktuigen

Wat is de formule voor druk in symbolen?
A
p = F / A
B
p = A / F
C
p = F x A
D
p = A x F
1 / 22
next
Slide 1: Quiz
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat is de formule voor druk in symbolen?
A
p = F / A
B
p = A / F
C
p = F x A
D
p = A x F

Slide 1 - Quiz

Wanneer wordt de druk groter?
A
Bij een groter oppervlak
B
Bij een kleiner oppervlak
C
De oppervlakte heeft geen invloed

Slide 2 - Quiz

Wat is de formule voor druk in woorden?
A
Druk = kracht/ oppervlakte
B
Druk = oppervlakte / kracht
C
Druk = kracht x oppervlakte
D
Druk = oppervlakte x kracht

Slide 3 - Quiz

Hier zie je drie keer dezelfde
gum, die ligt op een tafel.

Waar is de druk op de tafel
het grootst?
A
1
B
2
C
3

Slide 4 - Quiz

Dit blok heeft een massa van 2,5kg. Bereken de grootst mogelijke druk in N/cm^2.
A
2,5
B
5,0
C
12,5
D
25

Slide 5 - Quiz

Wat is de formule voor de zwaartekracht
A
F = m/g
B
F = m + g
C
F = m·g
D
F = m - g

Slide 6 - Quiz

Bereken de zwaartekracht van een koe van 560 kg
A
56 N
B
560 N
C
5600 kg
D
5600 N

Slide 7 - Quiz

Hoe groot is de zwaartekracht op een voorwerp van 40 kg
A
40 N
B
392N
C
392 kg
D
400 N

Slide 8 - Quiz

de zwaartekracht van 7 kg is 700N
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Hoe groot is de zwaartekracht op een vrouw van 65 kg?
A
65 N
B
637,65 N
C
650 N
D
650 kg

Slide 10 - Quiz

Wat is de zwaartekracht op het pakje 400 gram druiven?
A
4 N
B
4000N
C
40N
D
400N

Slide 11 - Quiz

Wat is de zwaartekracht op een tennisbal van 56 gram?
A
560 N
B
5,6 N
C
0,560N
D
0,56N

Slide 12 - Quiz

Wat is de zwaartekracht op een massa van 3400 gram?
A
3400 N
B
34 N
C
340 N
D
0,34 N

Slide 13 - Quiz

Wat is de krachtenschaal?
A
1 cm = 5 Newton
B
2 cm = 50 Newton
C
1 cm = 100 Newton
D
1 cm = 10 Newton

Slide 14 - Quiz

krachtenschaal 1 cm = 50 N
de krachtenpijl is 5 cm. Hoe groot is de kracht?
A
50 N
B
250 N
C
125 N
D
75 N

Slide 15 - Quiz

Kracht A is 250N en Kracht B is 400N.
Wat is de resultante kracht als beide krachten in dezelfde richting werken?
A
150 N
B
650 N
C
-150 N
D
-650 N

Slide 16 - Quiz

Welke twee krachten maken evenwicht:
Bij een zak aardappels die aan een krachtmeter hangt?
A
de normaalkracht
B
de veerkracht
C
de zwaartekracht
D
de spankracht

Slide 17 - Quiz

De hefboom is in evenwicht.Bereken het gewicht aan de rechterzijde
A
360 N
B
120 N
C
60 N
D
40 N

Slide 18 - Quiz

Je ziet drie takels.
Hoe zit het met het aantal katrollen en de hijsafstand?
A
takel a 3 x, b, 4 x en c 6 x langere hijsafstand
B
takel a 3 x, b, 4x en c 6 x kortere hijsafstand
C
takel a, b, en c hebben een even lange hijsafstand

Slide 19 - Quiz

Bereken met de hefboomregel of de hefboom hiernaast in evenwicht is.
(geef een berekening op je blaadje)
A
Er is evenwicht
B
Het moment links is groter
C
Het moment rechts is groter

Slide 20 - Quiz

Je ziet maar de helft van een takel met 6 katrollen er lopen 12 kabels omhoog.
Stel de lastkracht is 1200kN.
Wat is de werkkracht?
A
100 kN
B
200 kN

Slide 21 - Quiz

Lees de grootte van de kracht op de krachtmeter af.
De kracht is...
A
2,5N
B
2,2N
C
2,6N
D
2,8N

Slide 22 - Quiz