herhaling krachten en werktuigen

herhaling krachten en werktuigen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

herhaling krachten en werktuigen

Slide 1 - Slide


Wat is gewapend beton?
A
Beton dat erg zwaar is
B
Beton dat bescherming voor iets biedt
C
Beton dat verstevigd is door meerdere lagen te gebruiken
D
Beton verstevigd met stalen staven of roosters

Slide 2 - Quiz

Wat is bij het TEKENEN van krachten het allerbelangrijkst?
A
Grootte
B
Richting
C
Aangrijpingspunt
D
Allemaal even belangrijk.

Slide 3 - Quiz

Wanneer is een hefboom in evenwicht?
A
Als het moment rechts groter is dan het moment links.
B
Als het moment rechts even groot is als het moment links.
C
Als het moment rechts kleiner is dan het moment links.
D
Een hefboom is nooit in evenwicht.

Slide 4 - Quiz

Aan een hefboom hangt op 25 cm van het draaipunt een massablokje van 30 gram. Hoe ver moet je een massablokje van 15 gram hangen aan de andere kant voor evenwicht?
A
Op een afstand kleiner dan 25 cm
B
Ook op 25 cm
C
Op een afstand groter dan 25 cm
D
Ik weet het niet

Slide 5 - Quiz

Bereken met de hefboomregel of de hefboom hiernaast in evenwicht is.
1. Gegeven
2. Gevraagd
3. Formule
4.Berekening
5. Antwoord.

Slide 6 - Open question

De eenheid van kracht is
A
meter
B
F
C
Newton
D
power

Slide 7 - Quiz

Bereken de druk in Pa die het blok (massa = 12kg) uitoefent op de ondergrond.

Slide 8 - Open question

Hoe noemen we punt B?
A
Beerpunt
B
Startpunt
C
Aangrijpingspunt
D
Zwaartepunt

Slide 9 - Quiz

Met een takel wordt een bankstel omhoog gehesen. De takel bestaat uit een aantal losse en vaste katrollen. Als het touw 60 cm wordt ingehaald, gaat het bankstel 10 cm omhoog.
Aan hoeveel touwen hangt het bankstel?
A
3
B
5
C
6
D
10

Slide 10 - Quiz

Gewapend beton kan tegen
A
drukkrachten
B
trekkrachten
C
druk- en trekkrachten
D
geen van beide

Slide 11 - Quiz

Welke kracht grijpt aan in het massamiddelpunt?
A
Zwaartekracht
B
Normaalkracht
C
Wrijvingskracht
D
Spankracht

Slide 12 - Quiz

Hoe groot is de kracht aan de linkerkant van het draaipunt?
A
25 N
B
50 N
C
100 N
D
400 N

Slide 13 - Quiz

Waar zit het massamiddelpunt van een mens?
A
Bij de navel
B
Bij de borst
C
Bij de benen

Slide 14 - Quiz

Het draaipunt zit bij punt
A
P
B
Q
C
R

Slide 15 - Quiz

Waar grijpt de normaalkracht aan?
A
In het massamiddelpunt
B
Onderaan het voorwerp
C
Waar de kracht terugduwt
D
Waar de krachten elkaar raken

Slide 16 - Quiz

Is er evenwicht?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

Als de zwaarte kracht 10N is hoe
groot is dan de normaal kracht?
A
10N
B
100N
C
1N
D
0,1N

Slide 18 - Quiz

Johan heeft een zwaartekracht 500 N en zit op 2 meter van het draaipunt. Bereken het moment van Johan

Slide 19 - Open question

Een mes heeft een oppervlakte van 0,05 cm2. Er wordt een kracht van 150 N op uitgeoefend. Bereken de druk.

Slide 20 - Open question

Waar ligt het zwaartepunt (massamiddelpunt) van een bezem?
A
In het midden
B
Dicht bij de uiteinde van de steel
C
In de borstel
D
in de steel dicht bij de borstel

Slide 21 - Quiz

De resultante kracht is
A
60 N
B
140 N
C
100 N
D
40 N

Slide 22 - Quiz

Wat voor kracht wordt hier
gebruikt?
A
Magnetische kracht
B
Elektrische kracht
C
Zwaartekracht
D
Spankracht

Slide 23 - Quiz

Wat voor kracht wordt hier
gebruikt?
A
Magnetische kracht
B
Elektrische kracht
C
Zwaartekracht
D
Kleefkracht

Slide 24 - Quiz

Er hangt een bal aan een touw, de bal hangt stil. Wat kun je zeggen over de zwaartekracht en de spankracht in het touw?
A
Die zijn gelijk, resultante is 0N
B
Die zijn niet gelijk, de resultante is geen 0 N

Slide 25 - Quiz

De rode pijl geeft de zwaartekracht van van het bankje aan. Het bankje heeft een massa van 35 kg.
De krachtenschaal is 1cm ≙ 50N
Hoe lang moet de pijl zijn.

A
0,7cm
B
3,5 cm
C
7 cm
D
70 cm

Slide 26 - Quiz

13. Bereken het gewicht van Leon. Gebruik de momentenwet. Verwaarloos
hierbij de massa van de bak waarin de stenen zitten en van het rek
waaraan Leon hangt.

Slide 27 - Open question

5 N/cm² = ... N/m²
A
0,0005
B
0,05
C
500
D
50 000

Slide 28 - Quiz