Die Wechselpräpositionen

Die Wechselpräpositionen
Wechselpräpositionen zijn keuze voorzetsels. Hiernaast zie je de 9 voorzetsels waar het om gaat. 
Waarom heten ze keuze voorzetsels? Dit komt doordat ze soms een derde naamval genereren en soms een vierde.  

Mag je zelf kiezen? Nee, in de volgende filmpjes ga ontdekken wanneer ze een derde of een vierde naamval krijgen? Bekijk de filmpjes en maak aantekeningen in je schrift.  
1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Die Wechselpräpositionen
Wechselpräpositionen zijn keuze voorzetsels. Hiernaast zie je de 9 voorzetsels waar het om gaat. 
Waarom heten ze keuze voorzetsels? Dit komt doordat ze soms een derde naamval genereren en soms een vierde.  

Mag je zelf kiezen? Nee, in de volgende filmpjes ga ontdekken wanneer ze een derde of een vierde naamval krijgen? Bekijk de filmpjes en maak aantekeningen in je schrift.  

Slide 1 - Slide

0

Slide 2 - Video

0

Slide 3 - Video

Samengevat.....
Bekijk je gemaakte aantekeningen en vul aan!
De 9 keuzevoorzetsels zijn: 
an: aan, op
auf: op
hinter: achter
in: in, over
neben: naast
über: boven
unter: onder
vor: voor
zwischen:tussen

Slide 4 - Slide

Samengevat.....
Zie je één van deze voorzetsels in de zin staan en je moet daarna een pers.vns, lidwoord etc invoeren dan moet je jezelf de volgende vragen stellen om te bepalen welke naamval het pers.vnw, lidwoord etc krijgt. 

Is het op een plek? Wo? Dan krijgt het pers.vnw een 3e naamval. Ook als je kunt vragen wann? krijgt het een derde naamval. 
Is het een beweging en kun je dus vragen wohin? Dan krijg je een 4e naamval

Slide 5 - Slide

De 7/2 regel
Soms kun je niet vragen waar/waarheen of wanneer en dan gaat bij deze voorzetsels de 7/2 regel in. Dat houdt in dat auf en über altijd een 4e naamval krijgen en de overige 7 voorzetsels een 3e naamval krijgen. 


Slide 6 - Slide

De 7/2 regel
Voorbeeld: 
Ik wacht op mijn vriend.
Ich warte auf mein..... Freund. 
Als je zou zeggen "Ich warte auf meinem (3e naamval) Freund". Dan zit je letterlijk op je vriend en wacht je daar, dus als je wilt zeggen dat je  vriend er nog niet is en dat je dus op hem wacht, dan zeg je dus: "Ich warte auf meinen Freund".  
Op de volgende dia zie je nog een voorbeeld. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Vorbilde
In dem nächsten Film könnt ihr noch einige Vorbilde sehen. 

Slide 9 - Slide

0

Slide 10 - Video

Slide 11 - Slide

Ich gehe morgen nicht in ....... Schule.
A
die
B
der

Slide 12 - Quiz

Das Papier liegt unter ...... Teppich.
A
dem
B
den

Slide 13 - Quiz

Ich legte mich auf ........ Bett.
A
meinem
B
mein

Slide 14 - Quiz

Sie will nur neben ....... Freund schlafen.
A
ihrem
B
ihren

Slide 15 - Quiz

Früher wohnten wir über ....... Bäcker.
A
einem
B
einen

Slide 16 - Quiz

Lege die Kartoffeln in ..... Wasser.
A
dem
B
das

Slide 17 - Quiz

Setz dich mal in ..... Sessel da!
A
dem
B
den

Slide 18 - Quiz

Die Zeitung liegt schon wieder unter .... Tisch.
A
dem
B
den

Slide 19 - Quiz

Ich sitze auf ....... Pferd und warte auf......Freund.
A
dem, dem
B
das, den
C
dem, den
D
das, dem

Slide 20 - Quiz