KEUZEVOORZETSEL UITLEG 5 december

Grammatik
Ergänze den LessonUp-Code
1 / 46
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammatik
Ergänze den LessonUp-Code

Slide 1 - Slide

Naamvallen
Keuzevoorzetsels

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video


Slide 4 - Slide

DATIV (3e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)

                                                                                       wann? (=wanneer)


ERGENS ZIJN

Slide 5 - Slide

voorbeeld

Er steht vor d... Tür(v).

waar staat hij? "voor de deur" dus DATIV

Er steht vor der Tür.

Slide 6 - Slide

Akkusativ (4e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)


ERGENS KOMEN

Slide 7 - Slide

voorbeeld

Er springt in d... Wasser(o).

waarheen? springt hij "in het water" dus Akkusativ

Er springt in das Wasser.

Slide 8 - Slide

7/2 regel
Wo? Wann? Wohin?=geen antwoord?
7=an, hinter, neben , vor, unter, zwischen, in --> 3e naamval
2= auf, über--> 4e naamval

Ich warte auf meine Mutter.
Der Vater ist stolz auf seinen Sohn.
Er weiß sehr viel über mich. 
 

Slide 9 - Slide

Hoeveel keuzevoorzetsels kent het Duits?
A
7
B
8
C
9
D
10

Slide 10 - Quiz

Welke zin is fout?
A
Ich setze mich neben die Frauen (mv).
B
Ich sitze neben den Frauen.
C
Ich gehe in das Schwimmbad(o)
D
Ich schwimme in das Schwimmbad

Slide 11 - Quiz

Welke vraag stel je om een vierde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?

Slide 12 - Quiz

Welke vraag stel je om een derde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wann?
D
Wovon?

Slide 13 - Quiz

Dieser Satz ist richtig!!!
Dieser Satz ist leider falsch
Wir müssen über deinem Bruder sprechen!
Der Ball rollt unter das Auto
Die Kreditkarte liegt im Hotelzimmer
Ich wohne über dem Geschäft 
Ich lege die Zeitung auf dem Tisch 
Die Zeitung liegt noch auf dem Tisch

Slide 14 - Drag question

Snap je het?
Maak opdracht 35 tm 39 


Snap je het nog niet helemaal?
Oefen dan verder met LessonUp

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Die Wechselpräpositionen
Wechselpräpositionen zijn keuze voorzetsels. Hiernaast zie je de 9 voorzetsels waar het om gaat. 
Waarom heten ze keuze voorzetsels? Dit komt doordat ze soms een derde naamval genereren en soms een vierde.  

Mag je zelf kiezen? Nee, in het volgende filmpje ga ontdekken wanneer ze een derde of een vierde naamval krijgen. Bekijk de filmpjes en maak aantekeningen als je dit lastig vindt.  

Slide 17 - Slide

Samengevat.....
Bekijk je gemaakte aantekeningen en vul aan!
De 9 keuzevoorzetsels zijn: 
an: aan, op
auf: op
hinter: achter
in: in, over
neben: naast
über: boven
unter: onder
vor: voor
zwischen:tussen

Slide 18 - Slide

Samengevat.....
Zie je één van deze voorzetsels in de zin staan en je moet daarna een pers.vns, lidwoord etc invoeren dan moet je jezelf de volgende vragen stellen om te bepalen welke naamval het pers.vnw, lidwoord etc krijgt. 

Is het op een plek? Wo? Dan krijgt het pers.vnw een 3e naamval. Ook als je kunt vragen wann? krijgt het een 3e naamval. 
Is het een beweging en kun je dus vragen wohin? Dan krijg je een 4e naamval

Slide 19 - Slide

De 7/2 regel
Soms kun je niet vragen waar/waarheen of wanneer en dan gaat bij deze voorzetsels de 7/2 regel in. Dat houdt in dat auf en über altijd een 4e naamval krijgen en de overige 7 voorzetsels een 3e naamval krijgen. 


Slide 20 - Slide

De 7/2 regel
Voorbeeld: 
Ik wacht op mijn vriend.
Ich warte auf mein..... Freund. 
Als je zou zeggen "Ich warte auf meinem (3e naamval) Freund". Dan zit je letterlijk op je vriend en wacht je daar, dus als je wilt zeggen dat je  vriend er nog niet is en dat je dus op hem wacht, dan zeg je dus: "Ich warte auf meinen Freund".  
Op de volgende dia zie je nog een voorbeeld. 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Vul in.

Das Auto steht vor d...….Garage (v)

Slide 24 - Open question

Vul in.

Das Heft fällt auf d...…...Boden (m).

Slide 25 - Open question

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den

Slide 26 - Quiz

Das Bild hängt an d... Wand(v).
A
die
B
der

Slide 27 - Quiz

Er geht in d... Disko(v).
A
die
B
der

Slide 28 - Quiz

Es fällt hinter dein... Stuhl(m).
A
deinem
B
deinen

Slide 29 - Quiz

Er spricht nicht über sein... Schüler(mv).
A
seine
B
seinen

Slide 30 - Quiz

Lastig?
Om verder te oefenen: op de volgende slide staat een uitlegvideo en daarna is er nog een extra opgave. 
Goed lezen!

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Unter kein.. Bedingung (v) fahre ich mit dem Auto.

Slide 33 - Open question

Das Buch ist hinter d.. Schrank (m) gefallen.

Slide 34 - Open question

Der Hund legte sich unter d.. Stuhl (m).

Slide 35 - Open question

Der Torwart stand zu weit vor sein.. Tor (o).

Slide 36 - Open question

Der Vater wartet auf d.. Ankunft (v) des Zuges.

Slide 37 - Open question

Die Schüler sprechen über d.. neue Deutschlehrerin (v).

Slide 38 - Open question

Ich fürchte mich vor eur.. Hund (m).

Slide 39 - Open question

Viele Sportler beteiligen sich an d.. Olympischen Spielen (mv.).


Slide 40 - Open question

Wir freuen uns auf Ihr.. Besuch (m).

Slide 41 - Open question

Sie kann nicht auf dein.. Vorschlag (m) eingehen.

Slide 42 - Open question

An welch.. Tag kommt ihr denn an?

Slide 43 - Open question

Slide 44 - Link

Slide 45 - Link

Slide 46 - Link