Geloof in de middeleeuwen

EEN LEVEN VOOR GOD
paragraaf 5.3
1 / 31
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

EEN LEVEN VOOR GOD
paragraaf 5.3

Slide 1 - Slide

Programma 
wat?
hoe?
tijd?
terugblik
klassikaal
5 minuten 
uitleg 5.3
klassikaal
10 minuten
vragen aan de klas
klassikaal
5-10 minuten
zelfstandig werken
individueel
15 minuten 
afsluiten 
klassikaal
5 minuten

Slide 2 - Slide

Hoe heet dit tijdvak?
A
Tijd van Grieken en Romeinen
B
Tijd van monniken en ridders
C
Tijd van ontdekkers en hervormers
D
Tijd van steden en staten

Slide 3 - Quiz


Rond het jaar 1000 groeiden de oogsten snel. Welke oorzaak had dat?
A
De boeren hadden geleerd het land te bemesten.
B
De boeren lieten hun kinderen meehelpen op het land.
C
Er kwamen steeds meer boeren, omdat de mensen in steden ook moesten eten
D
De boeren gebruikten betere werktuigen.

Slide 4 - Quiz

waardoor ontstond er meer handel in de late middeleeuwen?
A
de vikingen stopten met plunderen en er waren meer landbouwoverschotten
B
mensen hadden meer geld nodig
C
het moest van de heer
D
het werd steeds onveiliger op het platteland, dus vertrokken mensen naar de stad

Slide 5 - Quiz

wat was de rol van een schout tijdens de middeleeuwen?
A
hij bepaalde de straf voor misdadigers
B
hij spoorde misdadigers op en klaagde ze aan
C
hij was voorzitter van de adviesraad
D
hij bepaalde welke stadsrechten een stad kreeg

Slide 6 - Quiz

Wie bepaalden de straf voor misdadigers tijdens de middeleeuwen?
A
schepenen
B
schout
C
burgers
D
burgemeesters

Slide 7 - Quiz


Als een gildelid ziek is, zorgen de andere leden voor hem en zijn gezin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Als je goed genoeg was, moest je de ????
afleggen. Dat was een soort examen. Als je slaagde, mocht je lid worden van het gilde.

Welk woord moet er op de vraagtekens staan?
A
gilde
B
meester
C
meesterproef
D
leerling

Slide 9 - Quiz

Geloof en bijgeloof 

Slide 10 - Slide

Leerdoel 
aan het eind van deze les:
  • kun je in eigen woorden uitleggen waarom mensen in de middeleeuwen het (christelijke) geloof zo belangrijk vonden 
  • weet je wanneer iemand heilig kan worden  verklaard 

Slide 11 - Slide

Leven na de dood 
In de middeleeuwen geloofden dat hun leven op aarde maar kort was > hierna kon je op twee manier voortleven:
  • hemel: goed leven geleid
  • hel: slecht leven geleid 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

De weg naar de hemel
Je kwam in de hemel door een goed leven te leiden. Dit deed je door:
  • bidden
  • geld geven aan de armen
  • goed voor anderen zorgen 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Straffen van god

Leef je niet volgens de regels van de kerk beland je na je dood in de hel. Maar je kon ook voor je dood al gestraft worden. Bijvoorbeeld met een mislukte oogst. 

Slide 16 - Slide

Van je zonden afkomen

Wanneer je een regel van de kerk overtreedt, kun je van je zonden af proberen te komen. Je kon dan bijvoorbeeld biechten, of op pelgrimstocht

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Kerken en kathedralen 

Om God te kunnen eren bouwden mensen prachtige en grote kerken. Dit duurde vaak erg lang. Soms lag de bouw wel eeuwen stil. Met zo'n mooie kerk wilde een stad laten zien hoe rijk hij is.

Slide 20 - Slide

Kathedraal
  • belangrijkste kerk van een bisdom
  • gebouwd in de stad waar de bisschop woonde
  • gotische stijl  

Slide 21 - Slide

ik heb nog vragen over de uitleg
JA
NEE

Slide 22 - Poll

Hoe noem je de kerk in de stad waar de bisschop woonde?
A
Grote Kerk
B
Kathedraal
C
Pinakels
D
Gotiek

Slide 23 - Quiz

Wie bepaalde wie een goed christen was?
A
god
B
jijzelf
C
de kerk
D
je ouders

Slide 24 - Quiz

wat is gotiek?
A
geloven in god
B
straf van god
C
middeleeuwse bouwstijl
D
een heilige plaats

Slide 25 - Quiz

Wat is GEEN kenmerk van de gotiek?
A
pracht en praal
B
ronde bogen
C
kerktorens
D
groot gebouwd

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Video

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

zelfstandig werken
We gaan nu zelfstandig aan het werk. Hiervoor kun je drie verschillende dingen doen:
A: ik snap de stof, ik ga nu aan de slag met opdracht: 1, 2abc, 3, 5, 6, 7a
B: ik wil meer over dit onderwerp weten, ik ga aan de slag met: 1, 2abcd, 3, 4ed, 5, 6, 7
C: ik vind het nog lastig, ik wil meer uitleg van de docent over H5. 

Hoe: eerst 5 min. in stilte, overige 10 min. mag er overlegt worden
Tijd: 15 min

klaar?: maak keuzeopdracht B van 5.7 WB. blz 155 - lesboek blz 85
timer
5:00

Slide 31 - Slide