Mariam

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Mariam

....... heißt du?

1. Wo
2. Wie
3. Was
4. Wer

....... Nummer hat er?

1. Wohin
2. Wo
3. Wer
4. Welche

Wat betekent ondanks dat in het duits?

1. trotzdem
2. aber
3. obwohl
4. dennoch

Wat betekent want in het duits?

1. weil
2. deshalb
3. denn
4. auch

Wat beteken terwijl in het duits?

1. jedoch
2. allerdings
3. also
4. wärend

Wat betekent bovendien in het duits?

1. zuerst
2. erstens
3. außerdem
4. dagegen

Wat betekent overigens in het duits?

1. übrigens
2. nämlich
3. auch
4. zum Schluss

Vertaal de zin: Ik woon in het noorden van Nederland naar het duist.

Tekst

Vertaal de zin: Ik heb een broer en een zus naar het duist.

Vertaal de zin: Ik vind dat geweldig naar het duits.

Vertaal de zin: Ik ben het daar helemaal mee eens naar het duits.

Vertaal de zin: De vakantie is veel te kort naar het duits.

Vertaal de zin: Dat interesseert me naar het duits.

Wat betekent vroeger in het duits?

1. bis
2. damals
3. gleich
4. mittlerweile

Wat betekent waar vandaan in het duits?

1. wohin
2. wann
3. warum
4. woher