Werkwoorden Periode 3

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Verbes?

de tegenwoordige tijd

Hoe werkwoorden leren?

werkwoorden zijn belangrijk voor de taal. Je moet ze kunnen dromen. Hoe?

- schrijf ze op in de juiste volgorde, zowel Nederlands als Frans. 

- herhaal ze in je hoofd/ zet je op een ritme en blijf herhalen.

- oefen op verbuga.eu

- maak voor jezelf een SO NL-FR

Hoe werkt verbuga.eu?

1. ga naar de site

2. kies bij temps > présent

3. kies bij verbes irréguliers : devoir + pouvoir + vouloir

4. kies bij verbes réguliers: aimer(houden van) + parler (praten)+ attendre (wachten op)

5. kies 'au hasard' en vink aan Nederlands-Frans

6. klik op confirmer en oefenen maar!

www.verbuga.eu

devoir

=

 moeten

Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je/j'

dois

doivent

doit

devez

devons

dois

pouvoir

=

 kunnen

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je/j'

peux

peuvent

peut

pouvez

pouvons

peux

vouloir

=

 willen

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je/j'

veux

veulent

veut

voulez

voulons

veux

Regelmatige werkwoorden 

op ER

Je

Tu

Il

Nous

Vous

Ils

E

ES

E

ONS

EZ

ENT

wij willen

1. Nous devons
2. nous voulons
3. nous pouvons
4. vous voulez

zij kunnen

1. ils peuvent
2. ils doivent
3. ils veulent
4. ils font

jullie moeten

1. nous devons
2. vous devez
3. ils doivent
4. vous pouvez

jij speelt

1. tu joue
2. tu jout
3. tu jous
4. tu joues

zij wil

1. ils veulent
2. elle veux
3. elle veut
4. ils peuvent

vertaal:
1. ik kan
2. hij wil
3. jij moet

vertaal:
1. wij moeten
2. jij wil
3. zij kunnen

Vervoeg:
manger 1. tu
adorer 2. ils
présenter 3. nous

passé composé

hulpwerkwoord (avoir of être)

+

voltooid deelwoord

voltooid deelwoord

devoir     dû

pouvoir  pu

vouloir    voulu

ik heb gekund

1. j'ai voulu
2. j'ai pu
3. j'ai fait
4. je suis pu

wij hebben gemoeten

1. vous avez fait
2. nous avons voulu
3. nous avons dû
4. vous avez pu

jullie hebben gewild

1. vous avez pu
2. nous avons voulu
3. nous avons fait
4. vous avez voulu

jij hebt gewild
zij hebben gekund

imparfait

basis (nous-vorm - ons )

+

uitgang

ais - ais - ait - ions - iez - aient

jij wilde
zij moesten
hij kon

futur simple

basis ( vorm eindigt op R )

+

uitgang

ai - as - a - ons - ez - ont

jij zal kunnen
ik zal moeten
u zal willen

Franse woordjes
apprendre 1-2 U.4

zij willen vliegen na de sprong

Zij kunnen springen van de hoogte

Hij is bang voor de val