Module E1, week 6 rekening houden met diversiteit

Communiceert met de zorgvrager en het sociale netwerk (Communicator)

Week 6 – rekening houden met diversiteit
MODULE E1 (B1-K1-W5)
1 / 23
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Communiceert met de zorgvrager en het sociale netwerk (Communicator)

Week 6 – rekening houden met diversiteit
MODULE E1 (B1-K1-W5)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Inhoud les
  • Lesdoelen
  • Refresh your memory
  • Theorie:
- Diversiteit
- Interculturele communicatie
  • gesprekken oefenen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
  • Je kan vertellen wat het begrip diversiteit inhoudt in relatie tot het beroep als verpleegkundige.  
  • Je kan aan de buurman-vrouw uitleggen wat de taken van de verpleegkundige zijn bij omgang met diversiteit. 
  • Je kan uitleggen wat cultuurverschillen zijn en hier enkele voorbeelden bij benoemen. 
  • je hebt een beeld bij verschillende normen en waarden bij andere culturen

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Refresh your memory: Wat is het verschil tussen een homogene en heterogene groep?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Bij een informele groep zijn vaak veel afspraken gemaakt met elkaar
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Diversiteit
  • Diversiteit staat voor de grote verscheidenheid aan zorgvragers op het gebied van; afkomst, leeftijd, identiteit, nationaliteit, seksuele geaardheid, religie, taalgebruik, gewoonten, waarden en normen, enzovoort.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Omgaan met diversiteit

  • Je maakt vaak gemakkelijker contact met mensen die overeenkomsten met jou hebben, ook in de zorg..... Alleen iedereen heeft recht op goede zorg. 

Taak verpleegkundige:
  • Heb een respectvolle, open en niet-oordelende houding.
  • Verdiep je in de wereld van de ander, in de gewoonten en het gedachtegoed; 
  • toon interesse; 
  • stel open vragen; 
  • accepteer verschillen.


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 
  • Maak tweetallen 
  • Schrijf de 13 waarden die je van de docent krijgt over op post-its (elke waarde op een losse post-it).
  • Maak overzicht van deze 13 waarden in volgorde van belangrijk naar minst belangrijk 1=belangrijkste 13= minst belangrijk. (10 min)
  • Daarna klassikaal bespreken.  (10 min)

timer
10:00

Slide 9 - Slide

Docent: zorg dat er voor elk tweetal 13 post-its beschikbaar zijn. 

13 waarden. zet ze in de voor jezelf juiste volgorde. bovenaan = belangrijkste, onderaan het minst belangrijk. 

  • Gehoorzaamheid
  • Respect voor ouders
  • Goede manieren
  • Hulpvaardigheid
  • Eerlijkheid
  • Zelfvertrouwen
  • Zelfstandigheid
  • Goede opleiding
  • Geloof
  • Eigen taal goed spreken
  • Trouw aan familie
  • Gastvrijheid
  • Goed Nederlands spreken
nabespreken: 
- laat elk tweetal de top-3 waarden benoemen en waarom. 
- laat iedereen benoemen wat onderaan staat en waarom
- Waar lagen verschillen/ overeenkomsten en hoe komt dat? voer hierover een groepsgesprek
Culturele diversiteit
  • De culturele achtergrond van een persoon zegt veel over hoe hij gewend is met anderen om te gaan. 
  • Hoe hij over bepaalde onderwerpen denkt en oordeelt, hoe hij denkt dat het 'hoort', wat 'goed' en 'kwaad' is. 
  • Onderlinge verhoudingen, beleefdheidsvormen en communicatie zijn anders.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Cultuurverschillen tussen mensen
Cultuurverschillen tussen mensen hangen onder andere samen met:

  • verschillen in religie/levensbeschouwing;
  • verschillen in gebruiken;
  • verschillen in normen en waarden;
  • verschillen in de betekenis en wijze van communiceren.



Slide 11 - Slide

This item has no instructions

INTERCULTURELE COMMUNICATIE

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Beeldvorming bij autochtonen en allochtonen

Mensen delen hun sociale omgeving altijd in groepen in. Ze kijken daarbij naar beroep, woonplaats, sekse, religie, etniciteit, afkomst, taal en leeftijd.

Maar waarom?

Slide 13 - Slide

Mensen doen dat om hun ‘eigen wereld’ overzichtelijk te maken. Ze willen controle hebben over hun wereld: ‘Ik ben vrouw, hij is man, ik ben verpleegkundige, zij is onderwijzeres, ik ben jong, hij is oud, ik ben Nederlandse, zij is Turkse.’
Verschillen in religie/levensbeschouwing
Mensen verschillen in de manier waarop ze tegen het leven aankijken, in wat ze als de zin van het leven ervaren.

 Een levensbeschouwing is een visie op het leven.



Slide 14 - Slide


In het zoeken naar antwoorden op zijnsvragen kan de levensbeschouwing van zorgvragers ook duidelijk worden. Denk aan vragen als: waartoe leven mensen, wat is het doel dat ik moet nastreven of wat is de zin van mijn leven.
Vooral zorgvragers met een verstandelijke beperking kunnen een diep geloof hebben. Het kan in jouw ogen wat kinderlijke trekjes hebben, maar ze ontlenen vaak veel steun aan hun geloof. Het geeft ze troost te bidden tot God. Het geloof geeft ze veel houvast. Bidden en naar de kerk gaan zijn belangrijke rituelen.
Voorbeeld
Siebe is 30 jaar en heeft een matige verstandelijke beperking. Vandaag komt er een nieuwe stagiaire op de leefgroep van Siebe. ‘Hoe heet je?’ wil Siebe als eerste weten. Hij steekt zijn hand uit. ‘Ik ben Wendy.’ zegt Wendy terwijl ze de hand van Siebe schudt. ‘Mooie naam,’ reageert Siebe. Meteen daarna vraagt hij: ‘Geloof je in God?’ Gelukkig is Wendy voorbereid: ze wist dat deze vraag zou komen. Belangrijk, want als je tegen Siebe zegt dat je niet gelooft, kijkt hij je nooit meer aan. Wendy zegt daarom: ‘God is héél belangrijk!’ ‘Mooi!’ reageert Siebe, hij wrijft in zijn handen. ‘Dus je gaat ook iedere zondag naar de kerk?’ ‘Nee, niet iedere zondag. Daar heb ik het te druk voor. Maar jij gaat wel iedere zondag, toch?’ antwoordt Wendy.
Het is belangrijk dat je als verpleegkundige de levensbeschouwing van zorgvragers respecteert. Daarnaast is het belangrijk dat je ze zelf antwoorden laat formuleren op levensvragen en zijnsvragen. Hierbij zal je merken dat verschillende levensbeschouwingen verschillende antwoorden geven. Bovendien geven zorgvragers een persoonlijke invulling aan hun levensbeschouwing geven. Vraag je bijvoorbeeld honderd christenen naar de zin van het leven, dan krijg je honderd verschillende antwoorden.
Acht op de tien mensen wereldwijd rekent zich tot een religie, maar voor Nederland liggen die cijfers anders. Van de Nederlandse bevolking van achttien jaar en ouder is 53 % godsdienstig (cijfers CBS 2013). Ongeveer een kwart is katholiek, 7 % is Nederlandse Hervormd, 4 % is gereformeerd, 5 % rekent zichzelf tot de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), 6 % tot een andere kerkelijke gezindte of levensbeschouwelijke groep, denk aan: hindoeïsme, jodendom en boeddhisme.
Van de totale bevolking in Nederland is 5 % moslim. Dat komt (omgerekend naar bevolkingsaantal begin 2015) neer op 845.100 mensen. Zo’n 95 % van hen is van niet-westerse afkomst. De Marokkanen vormen met 356.000 moslims de grootste groep, op de voet gevolgd door de Turken met 325.000 moslims.
Aandeel volwassenen dat minimaal eens per maand een religieuze bijeenkomst bezoekt.
Verschillen in gebruiken
In verschillende culturen gelden verschillende regels en gebruiken, bijvoorbeeld over tijd en op tijd komen, het geven en ontvangen van cadeautjes, eten en drinken en het ontvangen van bezoek. Daarnaast is cultureel bepaald hoe familieleden en vrienden met elkaar omgaan, hoe ze elkaar begroeten en of je al dan niet onaangekondigd op de stoep mag staan.
Culturele verschillen zijn er ook als het gaat om openheid tegenover geslotenheid (waarover praat je wel, waarover niet en met wie?), de drang te presteren, assertiviteit (pas je jezelf aan of niet?), verlies en behoud van aanzien.

Verschillen in religie/levensbeschouwing vervolg
De levensbeschouwing kan een religie zijn, maar er zijn ook niet-religieuze levensbeschouwingen, zoals het humanisme.

Het gaat om een samenhangend geheel van opvattingen over wat het leven betekent, wat de waarde ervan is en hoe het geleefd moet worden.

Slide 15 - Slide

De levensbeschouwing geeft antwoord op vragen over wat belangrijk is in het leven. Het geeft ook structuur aan het leven zelf, onder andere door rituelen
Taak verpleegkundige bij diversiteit in levensbeschouwing

  • In je contact met zorgvragers kun je hun levensbeschouwing leren kennen.

Bijvoorbeeld als ze bezig zijn met fundamentele levensvragen als: waarom is er oorlog, waarom gaan jonge mensen dood, waarom wordt iemand ongeneeslijk ziek.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Amerikaanse reclame voor flesvoeding in het midden oosten
Waarom werkte de reclame niet?

Slide 17 - Slide

Amerikaans bedrijf had flesvoeding gepromoot in het midden oosten. Waarom werkte het niet, omdat ze daar van rechts naar links lezen.

Slide 18 - Video

Zorgorganisaties richten zich steeds meer op de individuele wensen en behoeften van de zorgvragers. Deze wensen en behoeften variëren en zijn afhankelijk van onder meer de culturele achtergrond. Om aan de wensen en behoeften van zorgvragers te voldoen, is het noodzakelijk oog te hebben voor culturele diversiteit. Alleen dan kan er zorg op maat geleverd worden.
 
Aandachtspunten voor communicatie met mensen uit een andere cultuur
  1. Maak gebruik van korte zinnen en eenvoudige woorden. Leg moeilijke woorden uit.
  2. Ga niet krom of harder praten!
  3. Let erop dat je geen betuttelende en kleinerende houding aanneemt.
  4. Bekijk je eigen cultuur af en toe door de ogen van een buitenstaander. Realiseer je dat je eigen culturele achtergrond je waardeoordelen kleuren.
  5. Vriendelijkheid, een glimlach in de omgang met anderen, werken bijna altijd positief.
  6. Je gebaren kunnen een andere betekenis hebben. Gebruik woorden om ze te vervangen of ondersteunen.
  7. Doe dingen voor en vraag de ander het na te doen. Zo kun je nagaan of iemand het begrepen heeft.
  8. Wees voorzichtig met humor, want het is cultuurgebonden en vaak gebaseerd op woordspel. De ander kan je grapje niet begrijpen en denken dat het serieus is.
  9. Ga na hoe oogcontact gewaardeerd wordt. Er zijn culturen waarin het als een seksuele avance gezien wordt.

Slide 19 - Slide

In de omgang met mensen uit een andere cultuur, krijg je zeker te maken met cultuurverschillen. Miscommunicatie kan het gevolg zijn. Die miscommunicatie kan nog versterkt worden door taalproblemen. 


Om de communicatie met mensen uit een andere cultuur zo goed mogelijk te laten verlopen, staan hierna een aantal tips:
  1. Maak gebruik van korte zinnen en eenvoudige woorden. Leg moeilijke woorden uit.
  2. Ga niet krom of harder praten!
  3. Let erop dat je geen betuttelende en kleinerende houding aanneemt.
  4. Bekijk je eigen cultuur af en toe door de ogen van een buitenstaander. Realiseer je dat je eigen culturele achtergrond je waardeoordelen kleuren.
  5. Vriendelijkheid, een glimlach in de omgang met anderen, werken bijna altijd positief.
  6. Je gebaren kunnen een andere betekenis hebben. Gebruik woorden om ze te vervangen of ondersteunen.
  7. Doe dingen voor en vraag de ander het na te doen. Zo kun je nagaan of iemand het begrepen heeft.
  8. Wees voorzichtig met humor, want het is cultuurgebonden en vaak gebaseerd op woordspel. De ander kan je grapje niet begrijpen en denken dat het serieus is.
  9. Ga na hoe oogcontact gewaardeerd wordt. Er zijn culturen waarin het als een seksuele avance gezien wordt.
  10. Vermijd vragen naar het ‘waarom’, omdat je hiermee een waardeoordeel lijkt te geven of een verwijt lijkt te maken. Zelfs als je het niet zo bedoelt, kan het wel zo worden ervaren.
  11. Stel concrete vragen (wat, wanneer, hoe). Op de vraag ‘Bent u al bij de huisarts geweest?’ kun je als beleefdheidsantwoord ‘ja’ te horen krijgen; op de vraag ‘Wanneer bent u bij uw huisarts geweest?’ kan dat niet.
  12. Stel je vragen op een vriendelijke, niet aanvallende toon. Bevestig de ander ook op andere manieren in zijn eigenwaarde. Komt de ander bijvoorbeeld met een suggestie, dan kun je zeggen: ‘Dat is een prima idee, maar helaas is het niet mogelijk’.
  13. Heb een open, belangstellende houding. Ga nooit uit van vanzelfsprekendheden (zoiets doe je toch niet, dat hoor je toch te weten).
  14. Wees bedacht op analfabetisme. Ook een allochtone zorgvrager die goed Nederlands spreekt, kan analfabeet zijn. Analfabetisme kan een aantal gevolgen hebben, bijvoorbeeld dat iemand bepaalde afspraken niet na kàn komen, of dat hij voorlichtingsmateriaal en bijsluiters bij medicijnen niet kan gelezen. Een analfabeet zal zelden of nooit uitkomen voor zijn analfabetisme. Hij schaamt zich daarvoor. Dat geldt overigens ook voor Nederlandse analfabeten.

Maar ook…
  1. Vermijd vragen naar het ‘waarom’, omdat je hiermee een waardeoordeel lijkt te geven of een verwijt lijkt te maken. Zelfs als je het niet zo bedoelt, kan het wel zo worden ervaren.
  2. Stel concrete vragen (wat, wanneer, hoe). Op de vraag ‘Bent u al bij de huisarts geweest?’ kun je als beleefdheidsantwoord ‘ja’ te horen krijgen; op de vraag ‘Wanneer bent u bij uw huisarts geweest?’ kan dat niet.
  3. Stel je vragen op een vriendelijke, niet aanvallende toon. Bevestig de ander ook op andere manieren in zijn eigenwaarde. Komt de ander bijvoorbeeld met een suggestie, dan kun je zeggen: ‘Dat is een prima idee, maar helaas is het niet mogelijk’.
  4. Heb een open, belangstellende houding. Ga nooit uit van vanzelfsprekendheden (zoiets doe je toch niet, dat hoor je toch te weten).
  5. Wees bedacht op analfabetisme. 

Slide 20 - Slide

vervolg: 

  1. Vermijd vragen naar het ‘waarom’, omdat je hiermee een waardeoordeel lijkt te geven of een verwijt lijkt te maken. Zelfs als je het niet zo bedoelt, kan het wel zo worden ervaren.
  2. Stel concrete vragen (wat, wanneer, hoe). Op de vraag ‘Bent u al bij de huisarts geweest?’ kun je als beleefdheidsantwoord ‘ja’ te horen krijgen; op de vraag ‘Wanneer bent u bij uw huisarts geweest?’ kan dat niet.
  3. Stel je vragen op een vriendelijke, niet aanvallende toon. Bevestig de ander ook op andere manieren in zijn eigenwaarde. Komt de ander bijvoorbeeld met een suggestie, dan kun je zeggen: ‘Dat is een prima idee, maar helaas is het niet mogelijk’.
  4. Heb een open, belangstellende houding. Ga nooit uit van vanzelfsprekendheden (zoiets doe je toch niet, dat hoor je toch te weten).
  5. Wees bedacht op analfabetisme. Ook een allochtone zorgvrager die goed Nederlands spreekt, kan analfabeet zijn. Analfabetisme kan een aantal gevolgen hebben, bijvoorbeeld dat iemand bepaalde afspraken niet na kàn komen, of dat hij voorlichtingsmateriaal en bijsluiters bij medicijnen niet kan gelezen. Een analfabeet zal zelden of nooit uitkomen voor zijn analfabetisme. Hij schaamt zich daarvoor. Dat geldt overigens ook voor Nederlandse analfabeten.

Aan de slag
Ga in groepjes oefenen met het voeren van gesprekken met zorgvragers
waarbij je rekening houdt met diversiteit. 

zie; itslearning ME1               week 6, casussen 
timer
30:00

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je geleerd hebt deze les.

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Literatuur
ThiemeMeulenhoff – Communicatie en begeleiden – Module 3 Begeleiden in de zorg:

2. Begeleiden van de individuele zorgvrager. 
paragraaf: rekening houden met diversiteit t/m rekening houden met zorgvragers met een psychiatrische aandoening

Slide 23 - Slide

Onderwerpen zijn:

  •  Seksuele en genderidentiteit
  • Diversiteit in levensbeschouwing
  • cultuur: 
  • Geloof:
  •  moslim
- joods
- Katholiek
Boeddhist
- Jehova