Vwo 4 Nectar 2.3 opfrissen

Paragraaf 2.3
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Paragraaf 2.3

Slide 1 - Slide

Deze periode (TW2)
  • Hoofdstuk 2: Cel en leven
  • Hoofdstuk 4: Voortplanting


Slide 2 - Slide

Deze periode (TW2)

Slide 3 - Slide

Deze periode (TW2)

Slide 4 - Slide

Opfrissen kennis

Slide 5 - Slide

Welke eigenschap van het celmembraan is juist?
A
Alle stoffen kunnen het celmembraan passeren
B
Geen enkele stof kan het celmembraan passeren
C
Sommige stoffen kunnen het celmembraan passeren
D
Alleen water kan het celmembraan passeren

Slide 6 - Quiz

Als transport door het celmembraan energie kost, dan heet dit
A
Passief transport
B
Agressief transport
C
Actief transport
D
Diffusie

Slide 7 - Quiz

Bij osmose gaat het water transport in de richting van de ... concentratie zoutdeeltjes

A
Hoogste
B
Laagste

Slide 8 - Quiz

Welke uitspraak over passief transport is waar?
A
Passief transport kost geen energie. Dit gaat van een hoge naar een lage concentratie.
B
Passief transport kost geen energie. Dit gaat van een lage naar een hoge concentratie.
C
Passief transport kost energie. Dit gaat van een hoge naar een lage concentratie.
D
Passief transport kost energie. Dit gaat van een lage naar een hoge concentratie.

Slide 9 - Quiz

Verplaatsing van water over een membraan van een lage osmotische waarde naar een hoge osmotische waarde
A
Diffusie
B
Osmose
C
Actief transport
D
Kan niet

Slide 10 - Quiz

Osmose: (A) beweegt altijd naar de plek met de (B) opgeloste stoffen.
A
A: water B: meest
B
A: water B: minste
C
A: opgeloste stoffen B: meeste
D
A: opgeloste stoffen B: minste

Slide 11 - Quiz

Water moleculen (blauw) bewegen naar links door:
A
diffusie, actief transport
B
diffusie, passief transport
C
osmose, actief transport
D
osmose, passief transport

Slide 12 - Quiz

Transport via blaasjes 
Endocytose:
Exocytose:

Slide 13 - Slide

Transport door het celmembraan

Slide 14 - Slide

Transport
Passief transport
  • kost geen energie
  • van hoge naar lage concentratie (berg af)

Actief
transport:
  • kost energie
  • van lage naar hoge concentratie (berg op)

Slide 15 - Slide

Actief transport

Slide 16 - Slide

Transport

Slide 17 - Slide

Osmose
Hypertoon: hogere concentratie (= hogere osmotische waarde)

Isotoon: gelijke concentratie 
(= gelijke osmotische waarde)

Hypotoon: lagere concentratie (= lagere osmotische waarde)

Slide 18 - Slide

Osmotische waarde
Osmotische waarde: van een oplossing wordt bepaald door het aantal opgeloste deeltjes per volume-eenheid.

  • veel opgeloste deeltjes = hoge concentratie = hoge osmotische waarde

 

Slide 19 - Slide

Leerdoelen 2.3

Slide 20 - Slide


  • Lezen paragraaf 2.4 (5 min!)
  • Maken 2.3: opdracht  40-42, 45-47, 50-53

Aan het werk

Slide 21 - Slide