5H 13.2 Aangeboren en verworven afweer

Afweer
13.2  Aangeboren en verworven afweer
1 / 49
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Afweer
13.2  Aangeboren en verworven afweer

Slide 1 - Slide

Afweer
13.1 Bescherming
13.2 Aangeboren en verworven afweer
13.3 Immuniteit
13.4 Transplantatie en bloedtransfusie




Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de vormen van aangeboren afweer beschrijven
  • Je kunt de vormen van verworven afweer beschrijven

Slide 3 - Slide

Het complementsysteem bestaat uit meer dan 30 eiwitten die belangrijk zijn in de afweer tegen bacteriën. Het is één van de eerste verdedigingsmechanismen, die op gang komt bij een infectie. Deze eiwitten kunnen zelf een ziekteverwekker (pathogeen) remmen of andere cellen activeren om de ziekteverwekker op te ruimen. De eiwitten hebben allemaal een eigen functie. Het eiwit C3 bijvoorbeeld, bindt aan bacteriën waardoor deze bacteriën gemakkelijker worden herkend en uitgeschakeld door andere afweercellen (witte bloedcellen).
= aangeboren afweer
= verworven afweer

Slide 4 - Slide

Aangeboren afweer

1. Aspecifiek: gericht tegen verschillende ziekteverwekkers
2. Komt voor bij alle planten en dieren 
3. Dient als snelle eerste afweer tegen een infectie.
4. Is de basis voor verworven afweer.
Verworven afweer

1. Wordt ontwikkeld gedurende het leven van een individu
2. Specifiek: Deze afweer is gericht op één type ziekteverwekker.
3. Komt alleen voor bij gewervelde dieren.

Slide 5 - Slide

Activatie afweersysteem
Een ziekteverwekker of lichaamsvreemde stof dringt het inwendig milieu binnen --> het afweersysteem wordt geactiveerd:
  • De tweede verdedigingslinie komt in actie (= aangeboren afweer, niet specifiek) --> snelle eerste afweer. Activeert de verworven afweer.
  • De derde verdedigingslinie komt in actie (= verworven afweer, specifiek) --> ontwikkelt gedurende je leven. Gericht tegen 1 type ziekteverwekker en tegen je eigen veranderende cellen.  Alleen bij gewervelde dieren. 
Zoals kankercellen en cellen die geïnfecteerd zijn door bijvoorbeeld een virus. 

Slide 6 - Slide

Ontstaan witte bloedcellen
Verworven afweer
Lymfocyten zie zich verder ontwikkelen in thymus --> T-cellen/lymfocyten
Lymfocyten die zich verder ontwikkelen in het beenmerg --> B-cellen/lymfocyten
Aangeboren afweer (fagocyten en mestcellen)

Slide 7 - Slide

Aanmaak van witte bloedcellen
  • Witte bloedcellen worden gemaakt in het rode beenmerg
  • Sommige witte bloedcellen  ontwikkelen in de thymus.
  • Sommige witte bloedcellen worden opgeslagen in de milt en lymfeknopen.

Slide 8 - Slide

Correctievoorschrift

Slide 9 - Slide

Verdediging in 3 linies: 
1e linie: huid, slijmvliezen maag
Doel: ziekteverwekker buiten houden

2e linie: aangeboren (aspecifieke) afweer  - fagocyten 
Doel: alles wat in het lichaam zit en lichaamsvreemd is moet dood

3e linie: verworven (specifieke) afweer - lymfocyten 
Doel: aanval tegen een specifieke ziekteverwekker 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Terug naar thema 1 van 4H. Wat was fagocytose ook alweer?!

Slide 12 - Open question

Aangeboren afweer
  • Marcofagen zijn fagocyten
  • Ze maken geen onderscheid tussen ziekteverwekkers
  • Kunnen koorts veroorzaken

Slide 13 - Slide

Fagocytose

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Hoe maakt een macrofaag onderscheidt tussen een lichaamsvreemde cel en een lichaamseigen cel? 

Slide 16 - Slide

Hoe maakt een macrofaag onderscheidt tussen een lichaamsvreemde cel en een lichaamseigen cel? 


De witte bloedcel herkent de ziekteverwekker aan de antigenen --> specifieke herkenningseiwitten op het celmembraan. Meestal zijn dit eiwitten.

Slide 17 - Slide

Waarom krijg je koorts?

Slide 18 - Slide

Koorts
  • = temperatuur hoger dan 38 °C
  • Macrofagen maken stofjes aan die de normwaarde van lichaamstemperatuur verhogen
  • Een hogere lichaamstemperatuur stimuleert eigen afweersysteem en vertraagt de pathogeen.

Je lichaam gaat opwarmen (je hebt het dan koud in eerste instantie). Daarna de normwaarde weer normaal, je moet weer afkoelen (hier zweet je zoveel).


Slide 19 - Slide

Fagocyten
Granulocyten en macrofagen

Ook granulocyten fagocyteren
ziekteverwekkers.
Ze gaan hierbij meestal zelf 
dood --> pus/etter ontstaat. 

Slide 20 - Slide

Mestcellen
Dit zijn witte bloedcellen die zich vooral bevinden 
in weefsels van huid en slijmvliezen. 

In contact met ziekteverwekkers of
lichaamsvreemde stoffen --> geven 
histamine af --> verwijding en grotere 
doorlaatbaarheid bloedvaten --> gunstig
voor andere witte bloedcellen. 
Histamine --> zwelling, warmte, roodheid

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Verdediging in 3 linies: 
1e linie: huid, slijmvliezen maag
Doel: ziekteverwekker buiten houden

2e linie: aangeboren (aspecifieke) afweer - fagocyten 
Doel: alles wat in het lichaam zit en lichaamsvreemd is moet dood

3e linie: verworven (specifieke) afweer - lymfocyten 
Doel: aanval tegen een specifieke ziekteverwekker 

Slide 23 - Slide

Verworven afweer
Omdat virussen en bacteriën zich snel kunnen vermeerderen zijn er vaak niet voldoende fagocyten om ze te bestrijden. De verworven afweer komt in actie.

  • Bestaat uit lymfocyten: T-cellen en B-cellen
  • De meeste lymfocyten zit in de lymfeknopen en de milt
  • Telkens gericht op één type ziekteverwekker --> specifiek
  • Komt bij eerste infectie traag op gang

Slide 24 - Slide

Antigeen
Specifieke afweer (verworven afweer) betekent dat er gereageerd wordt op een antigeen, bijvoorbeeld:
  • eiwit op de eiwitmantel van een virus,
  • eiwit in de celmembraan van een bacterie,
  • gif dat je binnenkrijgt door een slangenbeet.
  • eiwit op membraan van een parasiet
  • eiwit op een cel van een donororgaan

Slide 25 - Slide

Antigenen

Iedere cel en virus heeft eiwitten zitten op zijn celmembraan of kapsel.

Aan de hand van deze eiwitten (antigenen) kunnen witte bloedcellen herkennen welke cellen lichaamseigen of lichaamsvreemd zijn

Jouw eigen antigenen verschillen van de antigenen van ziekteverwekkers of andere mensen. 

Slide 26 - Slide

Activatie van een lymfocyt
Wanneer een fagocyt (b.v. marcofaag) een ziekteverwekker fagocyteert (en verteert), wordt er een antigeen aan de buitenkant geplaatst.

De fagocyt verandert in een antigeen-presenterende cel (APC) = nu ook verworven afweer

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Ontstaan witte bloedcellen
Verworven afweer
Lymfocyten zie zich verder ontwikkelen in thymus --> T-cellen/lymfocyten
Lymfocyten die zich verder ontwikkelen in het beenmerg --> B-cellen/lymfocyten
Aangeboren afweer (fagocyten en mestcellen)

Slide 29 - Slide

Antigeen-presenterende cel
Zoekt in het lymfestelsel naar de juiste T- of B-cel.

De binding aan T-cel leidt tot een groot aantal identieke celdelingen.

B-cel gaat zich ook delen en produceert antistoffen.

Slide 30 - Slide

T-cel
B-cel
T-lymfocyt

productie
beenmerg

rijping
thymus

B-lymfocyt

productie
beenmerg

rijping
beenmerg

T-cellen ruimen (geïnfecteerde) EIGEN lichaamscellen op
B-cellen maken antistoffen tegen ziekteverwekkers
Lymfocyten zijn 'antigeen specifiek'.     Ze zijn getraind om maar slechts 1                                                                  specifiek antigeen te herkennen

Slide 31 - Slide

T-cellen
De binding van de T-cel   aan APC leidt tot een groot aantal celdelingen --> er ontstaan 2 type dochtercellen:
  • T-helpercellen  
  • Cytotoxische T-cellen
  • T- Geheugencellen 

Produceren stoffen die de cytotoxische T-cellen activeren
Gaan opzoek naar geinfecteerde lichaamscellen. Ze herkennen deze cellen aan het antigeen van de ziekteverwekker dat op een receptor op het celmembraan zit. 
De T-cellen bestrijden pathogenen die zich “verstoppen” in de cellen van de pathogeen, en dus onbereikbaar zijn voor de antistoffen van de B-cellen. Cytotoxische T-cellen vernietigen geïnfecteerde lichaamscellen, kankercellen of getransplanteerde cellen.
T-geheugencellen herkennen de antigenen direct --> ze ontwikkelen zich snel tot geactiveerde T-cellen = snellere afweer reactie. 

Slide 32 - Slide

Cytotoxische T-cellen
De cytotoxische T-cel bindt met zijn receptor (celmembraan) aan de receptor van de geïnfecteerde lichaamscel (waar het antigeen van de ziekteverwekker op zit) en geeft stoffen af die de geïnfecteerde cel vernietigen.

De celresten worden 
opgeruimd door 
macrofagen.  

Slide 33 - Slide

B-cellen
Stoffen van de T-helpercellen 
of de binding van de B-cel zelf aan APC of de ziekteverwekker leidt tot een groot aantal celdelingen van de B-cel --> 
er ontstaan 2 type dochtercellen:
  • Plasmacellen  
  • Geheugencellen

Deze stoffen worden door de T-helpercellen geproduceerd nadat ze aan het antigeen op de APC gebonden zijn.
De plasmacel maakt antistoffen tegen de ziekteverwekker.
Geheugencellen zijn langlevende cellen die een bekende ziekteverwekker direct herkennen en in actie komen.

Slide 34 - Slide

Antistoffen
Plasmacellen maken antistoffen.
Antistoffen zijn eiwitten die zich binden aan de antigenen van de ziekteverwekker --> maken de ziekteverwekker onschadelijk.

Binding antistof met antigeen wordt antigeen-antistofcomplex genoemd. (sleutel-slot principe)
De onschadelijk gemaakte ziekteverwekkers worden opgeruimd door macrofagen.
Plasmacellen produceren veel antistoffen die in alle lichaamsvochten terecht komen. Bijvoorbeeld: bloed, lymfe, speeksel, traanvocht, moedermelk enz. 

Slide 35 - Slide

Geheugencellen
  • Sommige lymfocyten worden geheugencellen.
  • T-geheugencellen/B-geheugencellen: bij een volgende infectie herkennen ze de ziekteverwekker en activeren de T- en B cellen.
  • Meestal wordt je dan de tweede keer niet ziek = Immuun

Slide 36 - Slide

Na de eerste infectie: 
  • De plasmacellen verdwijnen, alleen de geheugencellen blijven achter.
  • Bij een nieuwe infectie: geheugencellen kunnen bij een volgende infectie antigeen meteen herkennen en een snelle reactie tot stand brengen. 

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Allergische reactie
  • Een allergische reactie is een onnodige afweer reactie op allergenen.
  • Allergenen = antigenen (eiwitten) die voorkomen op onschadelijke stoffen zoals stuifmeelkorrels of voedingsmiddelen.
  • Je immuunsysteem reageert dan op de stof waar je overgevoelig bent. 
  • Je krijgt bijvoorbeeld een rode plek, huiduitslag, jeuk of ontstekingen. 

Slide 39 - Slide

BiNaS 84M

Slide 40 - Slide

Mestcellen
Dit zijn witte bloedcellen die zich vooral bevinden 
in weefsels van huid en slijmvliezen. 

In contact met ziekteverwekkers of
lichaamsvreemde stoffen --> geven 
histamine af --> verwijding en grotere 
doorlaatbaarheid bloedvaten --> gunstig
voor andere witte bloedcellen. 
Histamine --> zwelling, warmte, roodheid

Slide 41 - Slide

Normale reactie & allergische reactie

Slide 42 - Slide

Allergische reactie op een rijtje
  • Allergenen: antigenen (altijd eiwitten) die voorkomen op onschadelijke stoffen en allergische reacties kunnen veroorzaken.
  • Allergische reactie: onnodige immuunreactie die kan optreden na aanraking, gegeten of ingeademde stoffen.
  • Geactiveerde B-cellen maken antistoffen tegen allergeen.
  • Antistoffen hechten zich aan celmembraan van mestcellen, waardoor ze gesensibiliseerd worden.
  • Bij een volgend contact met het allergeen bindt dit aan de antistoffen in het celmembraan van de mestcellen.
  • De mestcellen worden geactiveerd en geven onder andere histamine af. 
  • Deze stof veroorzaakt klachten als een loopneus, tranende ogen, jeuk, benauwdheid en diarree. 

Slide 43 - Slide

Een lymfocyt..
A
fagocyteert ziekteverwekkers
B
gaat uit de haarvaten om in de weefsels te vreten
C
wacht in een lymfeknoop tot hij geactiveerd wordt

Slide 44 - Quiz

Welke cel produceert antistoffen?
A
Macrofaag
B
B-lymfocyt
C
Fagocyt
D
T-lymfocyt

Slide 45 - Quiz

Welk type bloedcel zorgt ervoor dat je immuun bent?
A
bloedplaatjes
B
cytokine
C
macrofaag
D
geheugencel

Slide 46 - Quiz

Kay werd in Afrika besmet met gele koorts. Lijn R in de grafiek hiernaast toont de vorming van antistoffen in zijn bloed.

Een jaar later wordt Kaj weer besmet.
Welke lijn toont de vorming van antistoffen na deze tweede infectie?

A
Lijn P
B
Lijn Q
C
Lijn S
D
Lijn R

Slide 47 - Quiz

Inhoeverre heb je het onderstaande lesdoel behaald?
- Je kunt de werking van de interne specifieke afweer beschrijving.
😒🙁😐🙂😃

Slide 48 - Poll

Aan het werk

Lezen 13.2 
Maken opdracht 21 t/m 34 



Slide 49 - Slide