H2.3 (2G)

Lezen
timer
10:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Lezen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Herhaling leestekens
  • Uitleg verwijswoorden en signaalwoorden
  • Aan de slag met opdrachten


Doel van de les:
- Je kunt leestekens plaatsen in een tekst
- Je kunt de juiste verwijswoorden plaatsen in een zin
- Je kunt verschillende signaalwoorden benoemen

Slide 2 - Slide

Leestekens

Slide 3 - Slide

Leestekens

Slide 4 - Slide

Wanneer gebruik je de komma?

1 Zet een komma tussen twee werkwoorden van verschillende zinnen.

Als jij nou je spullen verzamelt, pak ik vast de fietsen.


2 Gebruik een komma tussen bijvoeglijke naamwoorden die je kunt omruilen.

Dat is een grote, oude kast.


3 Zet een komma tussen delen van een opsomming (NIET voor en of of)

Zullen we vanavond pasta, rijst of aardappelen eten?


Slide 5 - Slide

Wanneer gebruik je de komma?

4 Zet een komma voor een signaalwoord als want, maar, omdat, tenzij, etc.

Ik ga vroeg slapen, zodat ik morgen uitgerust ben.


5 Zet een komma na een naam, aanhef of uitroep aan het begin of einde van een zin.

Remco, let eens even op!

Slide 6 - Slide

Open je boek op blz 48

Slide 7 - Slide

Verwijswoorden

Slide 8 - Slide

Het was eindelijk vakantie. Sander werd wakker en Sander besefte dat Sander kon gaan doen wat Sander wilde. Zou Sander eerst met Sanders beste vriend gaan gamen? Sander vond dat een goed idee en zocht Sanders mobiel om Sanders vriend te appen.

Slide 9 - Slide

Het was eindelijk vakantie. Sander werd wakker en Sander besefte dat Sander kon gaan doen wat Sander wilde. Zou Sander eerst met Sanders beste vriend gaan gamen? Sander vond dat een goed idee en zocht Sanders mobiel om Sanders vriend te appen.

Het was eindelijk vakantie. Sander werd wakker en hij besefte dat hij kon gaan doen wat hij wilde. Zou hij eerst met zijn beste vriend gaan gamen? Sander vond dat een goed idee en zocht zijn mobiel om zijn vriend te appen.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video



Opdracht: bekijk de zinnen die dadelijk op het scherm verschijnen. Vul de juiste verwijswoorden in.

Slide 13 - Slide

 1 In mijn agenda, … ik altijd bij me heb, houd ik al mijn afspraken bij.
  2 Guido vroeg zich af of zijn ouders … wel hadden horen thuiskomen.
  3 Mijn zusje vindt haar hartsvriendin, … in dezelfde klas zit, de allerliefste.
  4 Dat liedje ken ik wel, maar ik weet niet van wie … is.
  5 Roza heeft eindelijk een baantje gevonden … ze leuk vindt.
  6 De katten kwamen aangelopen toen … het rammelen van de brokjes in de verte hoorden.
7 Mijn ouders zeuren teveel. ..... hebben echt geen idee hoe zwaar het leven van een 13-jarige is.
8. Mijn neefjes zijn gek op voetbalplaatjes. Ik heb .... laatst mijn hele verzameling gegeven.

Slide 14 - Slide

 1 In mijn agenda, die ik altijd bij me heb, houd ik al mijn afspraken bij.
  2 Guido vroeg zich af of zijn ouders hem wel hadden horen thuiskomen.
  3 Mijn zusje vindt haar hartsvriendin, die in dezelfde klas zit, de allerliefste.
  4 Dat liedje ken ik wel, maar ik weet niet van wie het is.
  5 Roza heeft eindelijk een baantje gevonden dat ze leuk vindt.
  6 De katten kwamen aangelopen toen ze het rammelen van de brokjes in de verte hoorden.
7 Mijn ouders zeuren teveel. Ze/zij hebben echt geen idee hoe zwaar het leven van een 13-jarige is.
8. Mijn neefjes zijn gek op voetbalplaatjes. Ik heb hun/ze laatst mijn hele verzameling gegeven.

Slide 15 - Slide

Let op:

Soms verwijzen woorden ook terug naar een hele zin!

Ons voetbalteam heeft de finale van het voetbaltoernooi gewonnen. Dat vind ik een geweldige prestatie!

Waarnaar verwijst 'dat' ?

Slide 16 - Slide

Let op:

Soms verwijzen woorden ook terug naar een hele zin!

Ons voetbalteam heeft de finale van het voetbaltoernooi gewonnen. Dat vind ik een geweldige prestatie!

Waarnaar verwijst 'dat' ?

Slide 17 - Slide

Huiwerk: 
opdr 30 t/m 32, blz 49/50

Slide 18 - Slide