This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Today ...
Vandaag gaan we de persoonlijke voornaamwoorden bespreken.
Doel: aan het einde van de les weten we wat de persoonlijke voornaamwoorden zijn in het Engels en kunnen we deze op de juiste manier toepassen in een zin.
Slide 2 - Slide
Een voorbeeld van een persoonlijk voornaamwoord in het Nederlands is:
A
hij
B
waar
C
huis
D
Susan
Slide 3 - Quiz
Uitleg ...
Een persoonlijk voornaamwoord gebruiken we in plaats van een zelfstandig naamwoord (een persoon, een dier, of een ding)...
Het meisje loopt - she walks
De jongen loopt - he walks
De kat loopt - it walks
Slide 4 - Slide
Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je al in het Engels?
Slide 5 - Open question
Slide 6 - Slide
Persoonlijk voornaamwoorden in het Engels:
Ik
Jij
Hij
Het
Jullie
Zij (mv)
Zij
Wij
I
He
We
You
They
You (ev)
It
She
Slide 7 - Drag question
My sister is twenty-six years old. ..... lives in Spain.
A
I
B
you
C
she
D
they
Slide 8 - Quiz
My brothers are younger than me. ... always fight together.
A
I
B
she
C
he
D
they
Slide 9 - Quiz
My mum works at my school. ... is our head teacher.
A
they
B
she
C
I
D
we
Slide 10 - Quiz
My father is a pilot. ... is often away from home.
A
I
B
he
C
they
D
we
Slide 11 - Quiz
Now please tell me about your family. Have ... got any brothers and sisters?
A
I
B
she
C
we
D
you
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
Ik kan de persoonlijke voornaamwoorden nu op de juiste manier gebruiken in een zin: