Oefentoets H3

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

5. Marian en Pieter hebben de laatste maanden geld gespaard voor een nieuwe auto. Met hun vakantiegeld erbij kopen ze een Volkswagen Golf. Het vakantiegeld hadden Marian en Pieter ook kunnen besteden aan een luxe vakantie naar Italië, waar ze graag heen wilden.
Geef een argument voor Marian en Pieter om het vakantiegeld te besteden aan de auto. Gebruik in je antwoord de begrippen behoefte en prioriteit.

Consumeren

Zelfvoorziening

Budget

Je voorziet in je behoefte zonder wat te kopen!

Goederen of diensten kopen om in je behoeften te voorzien

Het geld waarover je kunt beschikken

Hoe noem je het afstemmen van je uitgaven op je inkomsten?

gebruiksduur

reserveren

vervangingsprijs

restwaarde

 Tijd waarin iemand een product wil gebruiken

Geld opzijleggen voor bepaalde uitgaven.

Prijs van een nieuw product op het moment dat je het oude wilt vervangen.

Prijs die een product na gebruik opbrengt.

Huishoudelijke uitgaven

Vaste lasten

Reserveringen

11. Zet de berekening erbij

12. Zet de berekening erbij

13. In welk rijtje staan alleen vaste lasten?

1. abonnementen – boodschappen – huur
2. contributie voetbal – gas en elektra – huur
3. hypotheek – cadeautjes – nieuwe wasmachine

14. Timo wil een scooter kopen. De scooter kost € 995 en de kosten voor het
rijklaar maken zijn € 150. Timo spaart elke maand € 95. Hij is al zeven maanden aan het sparen.
Reken uit welk bedrag Timo vanaf nu elke maand moet reserveren om de scooter over een half jaar te kunnen kopen. (berekening erbij)

15. Neem de nummers van de afbeelding over en schrijf erachter welk soort inkomen erbij past.

16. In welk geval daalt je koopkracht?

1. Als je inkomen daalt met 1% en de prijzen dalen met 2%
2. Als je inkomen stijgt met 1% en de prijzen stijgen met 1%
3. Als je inkomen stijgt met 1% en de prijzen stijgen met 3%
4. Als je inkomen stijgt met 3% en de prijzen stijgen met 1%

19. Voor de gemiddelde prijs van een paar schoenen is 2012 het basisjaar.
De prijs was toen € 72,50. In 2016 is het indexcijfer voor schoenen gedaald naar 98,4.
Bereken de gemiddelde prijs van een paar schoenen in 2016. (berekening!)

20. Lees artikel hiernaast. Noem één argument waarom bedrijven niet blij zijn met de prijsdalingen.

21. Een fiets kost in de winkel op de hoek van de straat € 399,- . Op internet is er nu een actie en kost de fiets € 249,- ? Bereken hoeveel procent de prijs van de fiets op internet lager is dan de prijs in de winkel.
Berekening erbij en rond af op 1 decimaal achter de komma

22. Peter heeft een scooter. Hij rijdt gemiddeld 3.000 km per jaar. Zijn scooter rijdt op 1 liter 30 km. Vorig jaar betaalde Peter € 1,55 per liter benzine.
De benzine is dit jaar 5,5% duurder geworden.
Reken uit welk bedrag Peter dit jaar meer uitgeeft aan benzinekosten. (berekening erbij)