This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Isabella Frissen
Slide 1 - Slide
Wat doen we deze les?
Extra oefenstof H1
Isabella, neem rustig de tijd om de opdrachten in deze LessonUp te maken. Je mag hierbij je boek gebruiken en natuurlijk je rekenmachine, als je vragen hebt, steek je vinger even op.
Slide 2 - Slide
Jeroen heeft een goede baan, maar ook een duur huis, waardoor hij maandelijks maar weinig geld overhoudt om leuke dingen te gaan doen. Dat vindt hij lastig. Leo woont in een klein huis aan de rand van het dorp. Hij is werkloos, maar heeft zo genoeg tijd om in zijn tuin te werken. Hij verbouwt daar alles wat hij nodig heeft en voorziet zo in zijn behoeften. Wie is volgens jou het meest welvarend? Leg je antwoord uit.
Slide 3 - Open question
Marian en Pieter hebben de laatste maanden geld gespaard voor een nieuwe auto. Met hun vakantiegeld erbij kopen ze een Volkswagen Golf. Het vakantiegeld hadden Marian en Pieter ook kunnen besteden aan een luxe vakantie naar Italië, waar ze graag heen wilden. Waarom zouden Marian en Pieter van hun geld een auto kopen in plaats van op vakantie te gaan?
A
De behoeften zijn anders.
B
Ze stellen prioriteiten en een auto is belangrijker dan vakantie.
Slide 4 - Quiz
Bekijk de afbeelding hiernaast. Van welke soort reclame is hier sprake?
A
Commerciële reclame
B
Ideële reclame
C
Informatieve reclame
D
Merkreclame
Slide 5 - Quiz
Bekijk de maandbegroting van Lianne hiernaast. Bereken hoe groot het tekort van Lianne is in procenten van haar maandinkomsten.
Slide 6 - Open question
In welk rijtje staan alleen incidentele uitgaven?
A
abonnementen – boodschappen – huur
B
Cadeautjes – nieuwe wasmachine – vakantie
C
Hypotheek – gas en elektra – verzekeringen
Slide 7 - Quiz
Sita wil een tweedehands motor kopen. Ze wil € 8.600 besteden en heeft inmiddels € 1.800 gespaard. Ze wil de motor over drie jaar kopen. Bereken het bedrag dat Sita elke maand moet reserveren.
Slide 8 - Open question
Neem de nummers van de afbeeldingen hiernaast over en schrijf op welk soort inkomen er bij past.
Slide 9 - Open question
De ouders van Tim ontvangen een uitkering als inkomen. Hun uitkering is de laatste jaren niet gestegen. Er was wel een beetje inflatie. Welk gevolg had dit voor de koopkracht van de ouders van Tim? Gebruik in je antwoord het begrip stijging of daling.
Slide 10 - Open question
Lees het krantenbericht hiernaast klik erop om te vergroten) Welke uitspraak is juist?
A
De koopkracht stijgt met 1,7%.
B
De koopkracht stijgt met meer dan 1,7%.
C
De koopkracht stijgt met minder dan 1,7%.
D
De koopkracht stijgt helemaal niet.
Slide 11 - Quiz
Bekijk de feedback die ik heb gegeven bij de LessonUps die je hebt gemaakt.