Signaleren en observeren

1 / 16
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat zag je?
Oude vrouw
jonge vrouw

Slide 2 - Poll

Slide 3 - Slide

Wat zag je?
EEND
KONIJN

Slide 4 - Poll

Signaleren en observeren




  • Signaleren = opmerken - er is iets wat opvalt. Bijvoorbeeld de leerling is opeens erg stil.
  • Observeren = gericht ergens op letten, die doe je met een doel. Alles wat jij ziet, hoort, voelt en ruikt kun je zien als observaties. Je ziet dat de ogen van de leerling tranerig worden als het gaat over relaties. Je neemt dit waar en neemt dit in je op. Observaties zijn feiten
  • Interpretatie = je geeft zelf betekenis aan wat je ziet. Bijvoorbeeld de leerling heeft tranerige ogen, dus is hij verdrietig. De leerling heeft relatieproblemen.


Slide 5 - Slide

Nog een voorbeeld
  • Maak onderscheid tussen  observatie en interpretatie. 

Slide 6 - Slide

Wat is het gevaar van een interpretatie?

Slide 7 - Open question

Theo heeft twee keer opgeschept
Nadoesj scrabbelt een uur met Amar
Monique werd boos
Nadoesj en Amar hadden het gezellig
Theo had honger
Monique slaat Vera in het gezicht
OBSERVATIE
Interpretatie

Slide 8 - Drag question

Tips bij professioneel observeren
  • Leer de client/doelgroep zo goed mogelijk kennen en let op lichaamstaal.
  • Kijk goed rond, waar is de client/doelgroep mee bezig?
  • Kies een thema waar je op gaat letten
  • kijk naar de positieve dingen en niet alleen naar negatief gedrag
  • maak notities
  • kijk hoe de cliënt/doelgroep zich in verschillende situaties gedragen
  • Formuleer een doel en een vraagstelling voordat je gaat observeren 

OBSERVEREN MOET ZO OBJECTIEF MOGELIJK. JE SCHRIJFT ALLEEN FEITELILJKE GEGEVENS OP VAN HET GEDRAG/PROBLEMATIEK.

Slide 9 - Slide

Objectief of subjectief:

Sanne huilt, omdat ze haar moeder mist.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 10 - Quiz

Objectief of subjectief:

Guus heeft geen zin om te spelen.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 11 - Quiz

Objectief of subjectief:

Lynn zit alleen in de bouwhoek.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 12 - Quiz

Objectief of subjectief:

Marcel heeft twee happen van zijn brood gegeten.

A
Objectief
B
Subjectief

Slide 13 - Quiz

Opdracht
Jullie gaan zo naar een filmpje kijken. Verdeel de klas in 2 groepen. 

Groep 1: Welk gedrag van de Fajah valt op (signaleren)? Observeer wat je ziet en schrijf 3 feitelijke gegevens op.

Groep 2: Welk gedrag van de Romana valt op (signaleren)? Observeer wat je ziet en schrijf 3 feitelijke gegevens op.


Probeer niet te interpreteren, beschrijf alleen de feiten.





Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Wat heb je feitelijk gezien in het gedrag van Fajah en Romana?

Slide 16 - Mind map