In de volgende opgaven krijg je alle vormen van het bijvoeglijk naamwoord door elkaar in de 1e, 3e, en 4e naamval. Deze naamvallen kunnen voorkomen door:
1. (keuze)voorzetsels of werkwoord met naamval
2. zinsdeel: ow (1e), lv (4e), mw.vw (3e)
Gebruik je Spickzettel uit het vakboekje als je het lastig vindt.