H2 Geld genoeg, 2.4 Wie leent maakt schulden (Pincode 7e editie)

Welkom bij economie!
H2 Geld genoeg?

2.4 Wie leent maakt schulden

1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij economie!
H2 Geld genoeg?

2.4 Wie leent maakt schulden

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we vandaag doen?


  1. Herhalen Theorie 2.3 Geld moet rollen
  2. Theorie 2.4 Wie leent maakt schulden
  3. Zelfstandig aan het werk

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Herhalen 2.3
Lesdoelen:

Nu:
  • Je kunt de drie geldfuncties herkennen en beschrijven. √
  • Je kunt veelgebruikte manieren van betalen noemen en een nieuw saldo berekenen. √
  • Je kunt de drie spaarmotieven noemen. √
  • Je kunt rente berekenen. √




Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Welke functie van geld herken je hier?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Welke functie van geld herken je hier?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welke functie van geld herken je hier?
A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welke vorm van betalen is het?

Betalen met je creditcard


A
Contant betalen
B
Elektronisch betalen

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welke vorm van betalen is het?

Betalen met briefgeld


A
Contant betalen
B
Elektronisch betalen

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welk spaarmotief herken je?

Sparen voor het geval dat je auto stuk gaat
A
Uit voorzorg
B
Voor de rente
C
Voor een doel

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welk spaarmotief herken je?

Sparen voor een nieuw spel voor op de playstation
A
Uit voorzorg
B
Voor de rente
C
Voor een doel

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Welk spaarmotief herken je?

Je geld op een spaarrekening zetten zodat het vanzelf meer wordt
A
Uit voorzorg
B
Voor de rente
C
Voor een doel

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

2.4
Lesdoelen:

Aan het eind van de les:

  • Kun je vier leenmotieven noemen en herkennen. 
  • Kun je de kosten van een lening berekenen.
  • Kun je  drie kredietvormen noemen en herkennen. 
  • Kun je uitleggen wat koop op afbetaling is. 
  • Kun je uitleggen wat een hypotheek is.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Redenen om te lenen
Je kunt verschillende redenen hebben om te lenen.
Deze leenmotieven zijn:

  • een tijdelijk geldtekort
  • een dure aankoop niet willen uitstellen
  • onverwacht dringend geld nodig
  • aankoop van een huis

Een lening moet je kunnen terugbetalen. Lukt dat niet, dan kun je boetes krijgen.



Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Kredietkosten
Een lening bij een bank los je af en je betaalt er rente over.
Aflossing en rente samen betaal je in termijnen (een termijn is een vast bedrag per periode)


Aflossen = geld terugbetalen dat je geleend hebt.
Rente = vergoeding die je aan de bank betaalt voor het gebruiken van hun geld.

Alles wat je meer terugbetaalt dan je geleend hebt, zijn de kredietkosten. Die bestaan uit rente en uit administratiekosten.





Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Kredietkosten
De kredietkosten bereken je als volgt:



Bijvoorbeeld: Je leent € 4.000 en betaalt dit in 48 maandelijkse termijnen van € 95 terug.

Je betaalt in totaal:                             48 x € 95 = €4.560
De lening (krediet) is                                                  €4.000 -
De kredietkosten zijn                                                 €   560






Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Kredietvormen
Een consumptief krediet is een lening voor de aanschaf van consumptiegoederen, zoals een keuken of een caravan.

Kredietvormen:






Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Koop op afbetaling
Soms geven winkels krediet voor een dure aankoop.


Koop op afbetaling
  • Je betaalt je aankoop geheel of gedeeltelijk terug in termijnen.
  • De rente die verwerkt is in het termijnbedrag is vaak hoog.

Bereken: 
Hoeveel kost deze tablet als je deze koopt op afbetaling?
Hoeveel betaal je dus extra?





Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Hypothecaire lening
Een hypothecaire lening (hypotheek) is een lening voor de aankoop van een woning.

  • De looptijd is meestal dertig jaar.
  • Het huis is onderpand voor de bank; De bank mag het huis verkopen als je de rente en aflossing niet meer kunt betalen.
  • Een deel van de betaalde hypotheekrente kun je terugkrijgen via de Belastingdienst.












Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig aan het werk 
timer
15:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 1 t/m 13 op blz 54 t/m 57. Je mag overleggen. Schrijf de volledige antwoorden in je boek, inclusief formule bij een berekening!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 15 minuten de tijd
Klaar? Meld je bij de docent.
Na 15 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.

Slide 19 - Slide

Sponsopdracht: 1b en c
Opdracht 1 t/m 13: klassikaal nakijken
  • 1a.1 41
  • 1a.2 48
  • 1a.3 22
  • 1b 404.000 : 100 x 8 = 32.320
  • 2 Leenmotieven
  • 3a 1
  • 3b 4
  • 3c 3
  • 3d 2
  • 4 Het afbetalen duurt veel langer dan de vakantie zelf

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1 t/m 13: klassikaal nakijken
  • 5a rente en aflossing
  • 5b 36 × € 244 = € 8.784
  • 5c €8.784 – €8.000 = € 784
  • 6a 5 × 12 = 60 maanden
  • 6b 60 × € 53 – € 2.500 = € 680
  • 7a 72 × € 395 – € 20.000 = € 8.440
  • 7b kredietkosten:  36 × € 695 – € 20.000 = € 5.020
  • 7b besparing: € 8.440 – € 5.020 = € 3.420
  • 8 persoonlijke lening
  • 9 Bijvoorbeeld: Je lening blijft lager dan je inkomsten / Je hebt een keer per maand een positief saldo / Je leent niet te veel (en betaalt daarom minder rente).

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1 t/m 13: klassikaal nakijken
  • 5 € 20 + € 260 – € 95 – € 7,50 = € 177,50. Dit is een tegoed
  • 6 € 40,35 + € 95,50 – € 90 – € 2,75 – € 45 = – € 1,90. Dit is een tekort. Je staat rood
  • 7.1 voor een doel
  • 7.2 uit vorozorg
  • 7.3 voor de rente
  • 8 sparen voor ene doel
  • 9a Sparen voor de rente.
  • 9b Bijvoorbeeld: Het is altijd prettig om geld achter de hand te hebben voor onverwachte uitgaven, of om later iets duurs te kunnen kopen.
  • 10 Een spaarrekening waarop je geld voor een afgesproken tijd vast staat tegen een vast rentepercentage.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1 t/m 13: klassikaal nakijken
  • 10 winkelier, hoge
  • 11a  €14, 24
  • 11b 24 × 14 = € 336
  • 11c Hij betaalt € 336 – € 295 = € 41 meer.
  • 12a Voor de aankoop van een huis.
  • 12b Bijvoorbeeld: Je leent een groot bedrag. Doordat je in 30 jaar aflost, is de maandtermijn betaalbaar
  • 13a €320.000 : 100 x 2 = €6.400
  • 13b Een deel van de rente krijgen ze terug van de Belastingdienst.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Afsluiten 2.4
Lesdoelen:

Nu:
  • Kun je vier leenmotieven noemen en herkennen. √
  • Kun je de kosten van een lening berekenen.√
  • Kun je drie kredietvormen noemen en herkennen. √
  • Kun je uitleggen wat koop op afbetaling is. √
  • Kun je uitleggen wat een hypotheek is. √




Slide 24 - Slide

This item has no instructions