“He Sat In The Front Last Time, It’s My Turn To Sit In The Front”
SIBLING RIVALRY
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welcome back A2B
“He Sat In The Front Last Time, It’s My Turn To Sit In The Front”
SIBLING RIVALRY
Slide 1 - Slide
Today's goals
- je leert specifieke informatie uit een stand-up comedy video te halen.
- je weet aan het eind van deze les het verschil tussen een ADVERBS en ADJECTIVES
Slide 2 - Slide
SIBLING RIVALRY: noem 1 situatie waar je met je broer/zus over moet strijden/concureren
Slide 3 - Open question
Slide 4 - Video
Which 3 locations does Michael describe where his kids 'fight' with eachother.
Slide 5 - Open question
Grammatica 5.1 t/m 5.6
5.1 bijwoorden en bijvoeglijk nw: adverbs en adjectives
5.2 plaats van het bijwoord: place of the adverb
5.3 vergelijkingen: comparisons
5.4 Present Perfect < > Past Simple
5.5 betrekkelijke voornaamwoorden: who / which / that x
5.6 -ing vorm (gerund)
Vocabulaire lesson 1 t/m 4
Zinnen lesson 2 + lesson 4
Onregelmatige werkwoorden
Exercises Unit 5
Lesson 1: 1 t/m practise more
Lesson 2: 11 t/m practise more
Lesson 3: 22 t/m practise more
Lesson 4: 29 t/m practise more
Slide 6 - Slide
Grammar 5.1
ADJECTIVE = Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over wat iets is.
Een adjective staat vóór een noun (zelfstandig naamwoord)
He dropped the hot plate.
I have a black cat.
The small boy ran down the street.
What a beautiful view!
Slide 7 - Slide
He dropped the hot plate.
I have a black cat.
The small boy ran down the street.
What a beautiful view!
Slide 8 - Slide
Use of ADJECTIVE
After a linking verb:
He seems tired.
The view is beautiful.
The weather became cold.
My cat is black.
(Linking verbs are verbs like 'be', 'become' and 'seem' which are not actions but instead link the subject to an adjective, noun or phrase that gives us more information about the subject.
Slide 9 - Slide
ADVERB: Een bijwoord geeft aan hoe iets gebeurt (hoe snel, hoe vaak, hoe mooi, enzovoort).