Formuleren H2 - Verwijzen naar de- en het-woorden

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Check-In
Hoe voel je je op dit moment?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Formuleren H2
Verwijzen naar de- en het-woorden

Slide 3 - Slide

Doelen van de les:
  • Ik kan verbindingswoorden en leestekens gebruiken om zinnen correct te begrenzen.
  • Ik weet wat 'woordgeslacht' betekent en kan dit uitleggen.
  • Ik kan informatie over het woordgeslacht gebruiken om de verwijswoorden deze, die, dit en dat correct te gebruiken. 

Slide 4 - Slide

Wat gaan we deze les doen?

  • Wat weet je al? Verbindingswoorden, terugblik
  • Uitleg Formuleren H2
  • Opdrachten maken



Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Wat is het verschil in betekenis?
de bal + het bal
Gebruik eventueel een online woordenboek.

Slide 8 - Open question

Wat is het verschil in betekenis?
de portier + het portier
Gebruik eventueel een online woordenboek.

Slide 9 - Open question

Waar denk je aan bij het begrip 'woordgeslacht'?

Slide 10 - Mind map

Formuleren H2: Verwijzen naar de- en het-woorden
Een zelfstandig naamwoord is een de-woord of een het-woord.
  • De-woorden zijn mannelijk (m) of vrouwelijk (v)
  • Het-woorden zijn onzijdig (o)
  • Verkleinwoorden zijn altijd onzijdig
Mannelijk, vrouwelijk en/of onzijdig noem je het woordgeslacht
Je kunt het woordgeslacht opzoeken in een (online) woordenboek.



Slide 11 - Slide

Gebruik een (online) woordenboek.
Wat is het woordgeslacht van het woord 'bioscoop'?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 12 - Quiz

Gebruik een (online) woordenboek.
Wat is het woordgeslacht van het woord 'huis'?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 13 - Quiz

Gebruik een (online) woordenboek.
Wat is het woordgeslacht van het woord 'liefde'?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 14 - Quiz

'het-woorden' zijn.....
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig

Slide 15 - Quiz

Formuleren H2: Verwijzen naar de- en het-woorden
Je kunt verwijzen naar woorden:
  • bij de-woorden gebruik je deze + die
            (de radio, deze radio)
  • bij het-woorden gebruik je dit + dat 
           (het gevoel, dit gevoel)

Verwijswoorden wijzen meestal terug naar een woord dat eerder genoemd is.
  • Het nieuwe theater dat morgen geopend wordt…..
  • Zie je de wisselbeker? Die krijgen we als we het toernooi winnen.


Slide 16 - Slide

Wat is het juiste verwijswoord?

Het programma had ooit hoge waarderingscijfers, maar ... zijn nu flink gedaald.
A
die
B
dit

Slide 17 - Quiz

Wat is het juiste verwijswoord?

Het meisje ... daar was, had mooie vlechten.
A
die
B
dat

Slide 18 - Quiz

Wat is het juiste verwijswoord?

Dat schilderij is van Rembrandt en ... hier is van Vermeer.
A
deze
B
dit

Slide 19 - Quiz

Wat is het juiste verwijswoord?

Die pasta van vorige week vond ik niet zo lekker, maar ... is heerlijk
A
deze
B
dit

Slide 20 - Quiz

Wat is het juiste verwijswoord?

Mijn mobieltje doet het alweer niet, terwijl ... van jou nooit hapert.
A
die
B
dat

Slide 21 - Quiz

Ik weet wat 'woordgeslacht' betekent en kan dit uitleggen.

😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Aan de slag!
Maak Formuleren H2: startopdracht en 1 t/m 4 (uit je boek)
Hoe?
10 min ZS
Daarna ZF

Klaar? 
Maak de extra opdracht (5).
timer
0:10

Slide 23 - Slide

Huiswerk


Morgen 
Formuleren H2: startopdracht en opdr. 1 t/m 4 (in je schrift)






Slide 24 - Slide