Herhalen 3.2 t/m 3.3

Herhalen 3.2 t/m 3.4
1 / 23
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Herhalen 3.2 t/m 3.4

Slide 1 - Slide

Weer of klimaat?
Weer
Klimaat
Het waait nu heel hard en het regent in West-Terschelling. 
Gisteren heeft het gesneeuwd en was het mistig.
In de toekomst wordt het hier misschien net zo warm als in Spanje. 

Slide 2 - Drag question

Komt dit door een verandering in weer of klimaat
A
Weer
B
Klimaat

Slide 3 - Quiz

Wat is geen weerelement?
A
Temperatuur
B
Wind
C
Sneeuw
D
Bewolking

Slide 4 - Quiz

In de koudste maand is het gemiddeld hoe warm?
Hoe warm is het in de warmste maand? 
A
1 graad
B
5 graad
C
8 graad

Slide 5 - Quiz

Welke uitspraak over de klimaatgrafiek van NL is juist?
A
De meeste neerslag valt in juni.
B
De gemiddelde temp is in alle maanden ongeveer hetzelfde.
C
Er valt neerslag in alle maanden van het jaar.
D
Je ziet de temp, bewolking, neerslag en wind.

Slide 6 - Quiz

Weer 
Klimaat 
We gaan elk jaar naar Spanje op vakantie, want daar schijnt de zon. 
In de winter kun je vaak schaatsen op de vijver. 
In Zeeland schijnt de zon veel vaker dan in Drenthe
Aan het eind van de middag kan het gaan regenen. 
Vanwege de vele buien was het gisteren rustig op de markt. 

Slide 7 - Drag question


Slide 8 - Open question

Welke uitspraak is juist?
A
In de winter is de zee warmer dan het land.
B
In de zomer is de zee koeler dan het land.
C
Een landwind heeft in de zomer een verkoelend effect.
D
Een zeewind heeft in de winter een verkoelend effect op het land.

Slide 9 - Quiz

Welk kenmerk van aanlandige wind is juist?
A
In de zomer is aanlandige wind warm.
B
Aanlandige wind waait vanaf het land naar zee.
C
In de winter is aanlandige wind koud.
D
In de winter is aanlandige wind warm.

Slide 10 - Quiz

De zon legt een lange afstand af
De zon legt een korte afstand af
De zon lheeft schuine zonnestralen
De zon lheeft rechte zonnestralen

Slide 11 - Drag question

Waardoor vriest de Noordzee nooit dicht?
A
Door een aflandige wind uit het Oosten?
B
Door de warme Golfstroom
C
Door een wind vanaf de Evenaar
D
Door een aanlandige wind van uit het Westen

Slide 12 - Quiz

 zomer
herfst
winter
Lente
21 maart
21 juni
21 september
21 december

Slide 13 - Drag question


Slide 14 - Open question

vanaf hier gaat het over 3.4

Slide 15 - Slide

Lucht stroomt van gebieden waar veel lucht op de aarde drukt in de richting van een gebied met .... luchtdruk
A
hoge
B
lage

Slide 16 - Quiz

Op lage breedte is het erg warm, hierdoor ...... de lucht en is er dus een ...... luchtdruk.
A
stijgt, lage
B
stijgt, hoge
C
daalt, lage
D
daalt, hoge

Slide 17 - Quiz

Op hoge breedte is het erg koud, hierdoor ..... de lucht en is er dus een ...... luchtdruk.
A
stijgt, lage
B
stijgt, hoge
C
daalt, lage
D
daalt, hoge

Slide 18 - Quiz

Bij een hoge druk gebied hebben we
A
Nat en koud weer
B
Stabiel/rustig en nat weer
C
Nat en warm weer
D
Stabiel/rustig en droog weer

Slide 19 - Quiz

Sleep de hoge- en lage luchtdruk naar de juiste plek op de weerkaart
Hoge luchtdruk
Lage luchtdruk

Slide 20 - Drag question

Wat is de windrichting van deze bron?
A
Noordenwind
B
Oostenwind
C
Zuidenwind
D
Westenwind

Slide 21 - Quiz

Examenvraag 1
Bron 1

Slide 22 - Slide


Slide 23 - Open question