le passé composé

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Start-up

Schrijf in je schrift de volgende zinnen en vertaal ze:

1. De broer danst.

2. De zus vraagt een mobiele telefoon.

3. De nicht zingt iets.

4. Wij hebben een film gekeken,

5. De ochtend, hebben wij de neef uitgenodigd.

6. De ouders praten.

7. De middag, heb ik gezwommen(zwemmen=nager) in (in=dans) het zwembad.

8.Jullie hebben gekeken.

9. Jij hebt gedanst.

10. Zij hebben gezongen.

11. Schrijf de maanden van het jaar in volgorde in het Frans op.

Start-up, nakijken!

Kijk de zinnen na en verbeter jezelf:

Schrijf in je schrift de volgende zinnen en vertaal ze:
1. De broer danst. Le frère danse
2. De zus vraagt een mobiele telefoon. La soeur demande un portable
3. De nicht zingt iets. La cousine chante quelque chose
4. Wij hebben een film gekeken. Nous avons/on a regardé un film
5. De ochtend, hebben wij de neef uitgenodigd. Le matin, nous avons/on a invité le cousin.
6. De ouders praten. Les parents parlent

7. De middag, heb ik gezwommen(zwemmen=nager) in (in=dans) het zwembad. L'après-midi, j'ai nagé dans la piscine.

8.Jullie hebben gekletst. Vous avez bavardé
9. Jij hebt gedanst. Tu as dansé

10. Zij hebben gezongen. Ils/elles ont chanté

11. Schrijf de maanden van het jaar in volgorde in het Frans op. janvier, février, mars, avril, mai, juin, juillet, aout, septembre, octobre, novembre, décembre

    Le Passé Composé

Le passé composé = voltooid tegenwoordige tijd

De passé composé is de verleden tijd met 2 werkwoorden. 

Bijvoorbeeld: Ik heb gegeten.

                             J'ai mangé

Wat is de passé composé?

Passé composé

J'ai dansé.

Ik heb gedanst.

Hoe vorm je de passé composé?

De passé composé bestaat
uit 2 delen!

1. hulp werkwoord = vorm w.w. avoir

2. voltooid deeltwoord

Passé composé

Hoe maak je een voltooid deelwoord?

Werkwoord op -er ? Stam +é

Passé composé

J' (ik)	ai	dans é
Tu (jij)	as	dans é
Il/elle/on (hij/zij/wij)	a	dans é
nous (wij)	avons	dans é
Vous (jullie/u)	avez	dans é
Ils/elles (zij)	ont	dans é

Ik heb gedanst.

Verleden tijd: passé composé 

Exemple : Présent / Passé composé

Le présent	Le passé composé
je parle	j'ai parlé
tu parles	tu as parlé
il/elle/on parle	il/elle/on a parlé
nous parlons	nous avons parlé
vous parlez	vous avez parlé
ils/elles parlent	ils/elles ont parlé

Dus: Uit welke twee elementen bestaat de passé composé in het Frans?

Sleep die twee elementen naar het juiste vakje

+ 

Persoonlijk voornaamwoord

Vorm van het hulpwerkwoord avoir

Heel werkwoord

Voltooid deelwoord

présent

passé composé

Je regarde Netflix

Luc et Sophie parlent français

On a fêté l'anniversaire

Vous avez invité Luc?

Hoe maak je de passé composé?

1. avoir + voltooid deelw.
2. aller + voltooid deelw.
3. faire + voltooid deelw.
4. parler + voltooid deelw.

Het voltooid deelwoord van regelmatige werkwoorden op -er maak je door:

1. stam van het werkwoord (= -er) + é
2. werkwoord gewoon vervoegen
3. stam van het werkwoord (=-er) + t
4. voltooid deelwoord bestaat niet in het Frans

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord aimer.

Je/j'

Tu

Il/elle/on

Nous

Vous

Ils/elles

aimé

aimé

aimé

aimé

aimé

aimé

avons

avez

ont

as

a

ai

Tu (parler)

passé composé

1. tu as parlé
2. tu avoir parlé
3. tu parles
4. tu parle

Vous (manger)

passé composé

1. vous mangez
2. vous avez mangé
3. vous êtes mangé
4. vous mangons

Hij heeft gezongen (in de passé composé)

1. Il a chanté
2. Elle a chanté
3. Il avons chanté
4. Il a chante

Florine (gagner)

passé composé

1. gagné
2. a gagné
3. a gagner
4. gagne

ils (travailler)

passé composé

1. ils a travaillé
2. ils avons travaillé
3. ils ont travaillé
4. ils ai travaillé

ils (jouer)

passé composé

1. jouent
2. joué
3. ont jouer
4. ont joué

Nicole (passer)

passé composé

1. ai passé
2. avons passé
3. a passé
4. ont passé

Tu (écouter)

passé composé:

1. as écouté
2. a écouté
3. ont écouté
4. e écouté

Ils (regarder)

passé composé:

1. a regardé
2. ont regardé
3. e regardé
4. ent regardé

nous (regarder)

passé composé

1. regardons
2. avons regardé
3. avons
4. avons regardons

Verdere planning van de les...

• 3 omschrijvingen van 3 personen heb je af
• Je bent aan het oefenen met je uitspraak
• Je neemt eventueel al je filmpje op met je laptop
• Je bent begonnen aan het keuzemenu en uiteindelijk zorg je ervoor dat je 5 pepers hebt afgerond (let op het keuzemenu wordt nog bijgewerkt met oefeningen voor H)
  

Vandaag is in ieder geval af:

1. Drie omschrijvingen van 3 personen

2. Geoefend met de uitspraak

3. Definitieve versie van je stamboom

Planning & deadlines

22 maart deadline 1 --> stamboom inleveren + 1 omschrijving van persoon inleveren in Itslearning

25 maart tot en met 29 maart (in de les of thuis bij GEEN LES) deadline 2 --> 3 omschrijvingen zijn klaar, oefenen met uitspraak. Het huiswerk vóórdat je de les in komt heb je het volgende gedaan/geleerd:

29 maart deadline 3 --> je levert je filmpje in met daarin de presentatie van je stamboom en de 3 personen die je omschrijft

1 april tot en met 5 april (in de les of thuis bij GEEN LES): je leert: vocabulaire A, B, E(blz.40-41 WB B) en Grammaire D(blz.43 WB B)