4.4 Steden in Nederland

Hoe zien Nederlandse steden eruit?
1 / 32
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Hoe zien Nederlandse steden eruit?

Slide 1 - Slide

Terugblik op 4.1 en 4.3.

Slide 2 - Slide

Wat is een ambacht?
A
Een beroep waarbij je op kantoor zit.
B
Een functie in het leger.
C
Een beroep waarbij je één onderdeel van een product maakt.
D
Een beroep waarbij je een product met de handen maakt (of gereedschap).

Slide 3 - Quiz

Smid: Ambacht of niet?
A
Ambacht
B
Geen ambacht

Slide 4 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van een ambacht
A
Bakker
B
Boer
C
Smid
D
Kleermaker

Slide 5 - Quiz

Stelling: De bevolkingsdichtheid op het platteland is hoger dan in de stad.
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 6 - Quiz

Hoe heet het als mensen van het platteland naar de stad toe trekken?
A
Volksverhuizing
B
Urbanisatie
C
Herlokaliseren
D
Verstedelijking

Slide 7 - Quiz

Waarom is er in de stad meer politie nodig dan op het platteland?
A
Mensen letten minder op elkaar
B
Er wonen vreemde mensen in de stad
C
Dit is niet waar. Er is evenveel politie in de stad als op het platteland
D
Omdat er haaien in het riool leven

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Geef de juiste volgorde van gebeurtenissen aan.
A
Boeren krijgen overschotten, niet iedereen hoeft boer te zijn, er ontstaan nieuwe beroepen.
B
Boeren krijgen overschotten, er ontstaan kastelen, iedereen gaat bij een kasteel wonen.
C
Mensen gaan bij een kasteel wonen, er ontstaan markten, mensen gaan in de stad wonen.

Slide 10 - Quiz

Wat is géén goede plek voor een marktplaats en het ontstaan van een stad?
A
Naast een rivier
B
Naast een kasteel
C
Op een hoge bergtop
D
Op een kruispunt van wegen

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

In welk deel van Nederland wonen de meeste mensen?
A
Noord
B
Oost
C
Zuid
D
West

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video

Waar of niet waar?
De randstad is dunbevolkt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Welke stad hoort niet bij de Randstad?
A
Amsterdam
B
Eindhoven
C
Utrecht
D
Rotterdam

Slide 17 - Quiz

Hoeveel mensen wonen er in de Randstad?
A
5 miljoen
B
10 miljoen
C
16 miljoen
D
7 miljoen

Slide 18 - Quiz

De Randstad ligt in het....
A
Westen van Nederland
B
Noorden van Nederland
C
Zuiden van Nederland
D
Oosten van Nederland

Slide 19 - Quiz

De Randstad is een gebied met veel groen en bos
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Hoe heet het grote natuurgebied bij de Randstad?
A
Rode Streek
B
Blauwe Dal
C
Groene Hart
D
Gele Pad

Slide 21 - Quiz

Grote steden in Nederland

Wat is de Randstad?
  • Drukke deel in het
      westen van van NL waar de vier
      grote steden liggen.

Wat is het Groene Hart?
  • Gebied met veel
      weilanden en natuur tussen de
      grote steden.



Slide 22 - Slide

Hoofdstad en Schiphol
Industrie- en havenstad
Knooppunt in het midden
Regering

Slide 23 - Drag question

De opbouw van een Nederlandse stad
Wijken in historische steden in Nederland lijken op elkaar.
In welke volgorde werden ze gebouwd?
  1. De oudste wijk: de binnenstad
  2. Daarna de 19e-eeuwse wijken
  3. Na de oorlog de hoogbouwwijken
  4. Toen kwamen de laagbouwwijken
  5. Aan de rand van de stad de Vinex-wijken
  6. Op goed bereikbare plekken bedrijventerreinen






Slide 24 - Slide

Bekijk:
.. de volgende site. Wat is er in de loop van de tijd veranderd in jouw stad of dorp?

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link

Aan de slag:
  1. Lees de leerstof op blz. 157 en 158
  2. Maak opdracht 2 t/m 4
  3. Maak de herhaling van 4.3
  4. Maak de verdieping van 4.3
timer
10:00

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Stad en leefbaarheid
Sommige wijken hebben problemen zoals:
  • werkloosheid
  • drugsoverlast
  • criminaliteit

Als bewoners zich niet meer veilig voelen, gaat het slecht met de leefbaarheid.
Welke maatregelen worden er dan genomen?
  • hulp met het vinden van werk
  • meer politietoezicht
  • renovatie van woningen


Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Aan de slag:
  1. Lees de leerstof op blz. 160
  2. Maak opdracht 2 t/m 7
  3. Nakijken en verbeteren.
  4. Maak de herhaling en verdieping van 4.1 of 4.3
timer
10:00

Slide 32 - Slide