Structuurbegrippenles 1A / 1S. Deel 1

Welkom!
Ga op je plek zitten.

Pak je spullen (boek, schrift, etui etc.) en leg ze klaar.
Voor deze les ook je laptop klaarleggen!

Jassen uit, pet af en tassen van tafel.

Wacht daarna tot de les begint...


1 / 29
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Ga op je plek zitten.

Pak je spullen (boek, schrift, etui etc.) en leg ze klaar.
Voor deze les ook je laptop klaarleggen!

Jassen uit, pet af en tassen van tafel.

Wacht daarna tot de les begint...


Slide 1 - Slide

lessonup.com

Slide 2 - Slide

Planning
Behandelen structuurbegrippen Geschiedenis:

-Periodiseren
-Typen bronnen
-Feiten en meningen
-Oorzaak, aanleiding en gevolg

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
De leerling kan aan het einde van deze les:

  • Uitleggen hoe de geschiedenis is ingedeeld.
  • Het verschil tussen een primaire en secundaire bron uitleggen
  • Een feit van een mening onderscheiden
  • De oorzaken en gevolgen van een gebeurtenis noemen

Slide 4 - Slide

Periodiseren
Geschiedenisonderwijs opgedeeld in 10 tijdvakken en 5 periodes.

Elk tijdvak heeft een bundel kenmerkende aspecten; deze laten de centrale kenmerken / ontwikkeling van een tijdvak zien

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Voorbeeld: Kenmerkende aspecten (KA)

Slide 7 - Slide

De periodes
  1. Prehistorie:                              tot 3000 v.C.
  2. Oudheid:                                   3000 v.C. tot 500 n.C.
  3. Middeleeuwen:                      500 n.C. tot 1500 v.C.
  4. Vroegmoderne tijd:             1500 n.C. tot 1800 n.C.
  5. Moderne tijd:                          1800 n.C. tot heden


Staan samen met de tijdvakken in je structuurbegrippen-boekje!!!

Slide 8 - Slide

Wat is een bron?
"Een overblijfsel van (of stuk over) het verleden waar je informatie uit kunt halen over een gebeurtenis, een situatie of een ontwikkeling."

Slide 9 - Slide


A
Primaire bron?
B
Secundaire bron?

Slide 10 - Quiz

Leg uit waarom dit een primaire bron is.
timer
1:30

Slide 11 - Open question


A
Primaire bron?
B
Secundaire bron?

Slide 12 - Quiz

Leg uit waarom dit een primaire bron is.
timer
1:30

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Video

Feiten en meningen
Wat is een feit:
Iets wat vastgesteld staat en dus zo is. Het is iets wat je kunt controleren.
Voorbeeld: Ik heb een hond.

Wat is een mening:
Als iemand iets vind. Het is niet altijd te controleren
Voorbeeld: Ik vind mijn hond de coolste van de hele wereld!

Slide 15 - Slide

Voor- en na christus

Slide 16 - Slide

Hoe werken eeuwen?

Slide 17 - Slide

Tijdlijn

Slide 18 - Slide

Oorzaak, gevolg 
en aanleiding
.

Wat is dat nou???

Slide 19 - Slide


Voorbeeld


  • Hans is te laat op school, omdat hij een lekke band kreeg.
  • Waardoor kreeg hij een lekke band?
  • Hij kreeg een lekke band, doordat hij door glas was gefietst.
  • Aan het woord 'doordat' kun je de oorzaak herkennen.

Slide 20 - Slide

Met welk woord kun je het beste een vraag beginnen om de oorzaak te vinden?
A
Waarom
B
Waardoor
C
Waarmee
D
Doordat

Slide 21 - Quiz


Gevolgen

  • De ene gebeurtenis zorgt weer voor andere gebeurtenissen.
  • Dat zijn gevolgen
  • Doordat Hans een lekke band had, kwam hij te laat in de les. Het gevolg was dat hij een deel van de geschiedenisles had gemist.
  • Oorzaak⇒gevolg(en)



Slide 22 - Slide

Met welk woord kun je de oorzaak (meestal) herkennen?
A
Waarom
B
Waardoor
C
Waarmee
D
Doordat

Slide 23 - Quiz

Een voorbeeld bij geschiedenis
  • Oorzaak: de klimaatsverandering na de laatste IJstijd.

  • Gevolg 1: het werd warmer en droger
  • Gevolg 2: mensen konden niet meer goed leven als jager-verzamelaars
  • Gevolg 3: mensen zochten naar andere middelen van bestaan, zoals de landbouw



Slide 24 - Slide

Typen oorzaak
Indirecte oorzaak:
een diepere (verder weg in de tijd liggende) oorzaak

Directe oorzaak (aanleiding):
de laatste oorzaak voordat de gebeurtenis plaatsvindt, zet de
gebeurtenis in gang

Slide 25 - Slide

Hoeveel periodes zijn er?
A
8
B
10
C
12
D
5

Slide 26 - Quiz

Een secundaire bron is:
A
Een bron wiens maker uit de betreffende tijd komt
B
Een bron die geschreven is
C
Een bron wiens maker niet uit de betreffende tijd komt
D
Een bron die je als tweede gebruikt op een toets

Slide 27 - Quiz

Een mening is altijd waar.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

Hoe wordt de directe oorzaak ook wel genoemd
A
Geschreven
B
De aanleiding
C
De conclusie
D
De gebeurtenis

Slide 29 - Quiz