ECO 3GT MRN Per3 L12 H6 afschrijven

1 / 33
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Introductie

Slide 2 - Slide

Vandaag
Jullie leren wat afschrijvingen en restwaarde zijn en hoe je deze berekent.
Dit gaan we doen:
  • 4 vragen LessonUp
  • Uitleg
  • Opgaven maken in je boek
  • 4 vragen in LessonUp
  • PO en toetsweek

Slide 3 - Slide

Als je iets bestelt en daar € 25 voor betaalt, dan is de verkoopprijs...
A
€ 25 : 1,21
B
€ 25 : 0,79
C
€ 25 : 100 x 21
D
€ 25 : 100 x 121

Slide 4 - Quiz

Een autofabriek is tegenwoordig veel ... dan vroeger
A
arbeidsintensiever
B
kapitaalintensiever

Slide 5 - Quiz

Als ik een bezorgbedrijf heb, dan zijn mijn bezinekosten ...
A
vaste kosten
B
variabele kosten

Slide 6 - Quiz

De kosten van het bezorgen worden betaald van de ...
A
inkoopkosten
B
brutowinstopslag

Slide 7 - Quiz

Instructie

Slide 8 - Slide

AFSCHRIJVEN

Slide 9 - Slide

AFSCHRIJVEN
Het bezit van een bedrijf wordt elk jaar minder waard. 
Zo'n waardevermindering noem je een afschrijving.

Slide 10 - Slide

AFSCHRIJVEN
Het bezit van een bedrijf wordt elk jaar minder waard. 
Zo'n waardevermindering noem je een afschrijving.
--> Als een bedrijf een kapitaalgoed koopt (een auto, een machine), dan rekent het niet de aanschafprijs, maar de afschrijving als kosten voor dat jaar.

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
Een fabriekseigenaar koopt voor € 100.000 een machine. Deze machine gaat 5 jaar mee.

Slide 12 - Slide

Voorbeeld
Een fabriekseigenaar koopt voor € 100.000 een machine. Deze machine gaat 5 jaar mee.
Over 5 jaar denkt de fabriekseigenaar de machine te kunnen verkopen voor € 40.000. De jaarlijkse afschrijving is: (€100.000 - €40.000) : 5 = €12.000

Slide 13 - Slide

Voorbeeld
Een fabriek koopt voor € 100.000 (aanschafwaarde) een machine. Deze machine gaat 5 jaar mee.
Over 5 jaar denkt de fabriekseigenaar de machine te kunnen verkopen voor € 40.000. De jaarlijkse afschrijving is: (€100.000 - €40.000) : 5 = €12.000

Slide 14 - Slide

Voorbeeld
Een fabriek koopt voor € 100.000 (aanschafwaarde) een machine. Deze machine gaat 5 jaar mee.
Over 5 jaar denkt de fabriek de machine te kunnen verkopen voor € 40.000 (restwaarde). De jaarlijkse afschrijving is: (€100.000 - €40.000) : 5 = €12.000

Slide 15 - Slide

Voorbeeld

Slide 16 - Slide

AFSCHRIJVEN
Je koopt een bestelbus van € 40.000
Over 5 jaar is deze nog 40% waard
Hoeveel is de afschrijving dan per jaar?

Slide 17 - Slide

AFSCHRIJVEN
Je koopt een bestelbus van € 40.000
Over 5 jaar is deze nog 40% waard
Hoeveel is de afschrijving dan per jaar?
  • De waarde is nu: € 40.000

40.000
NU
5 jr

Slide 18 - Slide

AFSCHRIJVEN
Je koopt een bestelbus van € 40.000
Over 5 jaar is deze nog 40% waard
Hoeveel is de afschrijving dan per jaar?
  • De waarde is nu: € 40.000
  • Over 5 jaar: € 40.000 : 100 x 40 = € 16.000

40.000
€ 16.000
NU
5 jr

Slide 19 - Slide

AFSCHRIJVEN
Je koopt een bestelbus van € 40.000
Over 5 jaar is deze nog 40% waard
Hoeveel is de afschrijving dan per jaar?
  • De waarde is nu: € 40.000
  • Over 5 jaar: € 40.000 : 100 x 40 = € 16.000
  • Afschrijving in 5 jaar:  € 24.000

40.000
€ 16.000
NU
5 jr
- € 24.000

Slide 20 - Slide

AFSCHRIJVEN
Je koopt een bestelbus van € 40.000
Over 5 jaar is deze nog 40% waard
Hoeveel is de afschrijving dan per jaar?
  • De waarde is nu: € 40.000
  • Over 5 jaar: € 40.000 : 100 x 40 = € 16.000
  • Afschrijving in 5 jaar:  € 24.000
  • Per jaar is dat: € 24.000 : 5 = € 4.800

40.000
€ 16.000
NU
5 jr
- € 24.000

Slide 21 - Slide

Aan de slag!
  • Maak voor jezelf opdr. 10 t/m 13, pag. 163 (H6§1)
  • Kom je er niet uit? Probeer het met je buur
  • Zit je alleen? Je mag naast iemand zitten. Blijf daar wel zitten.
  • Maak de opgaven (allemaal) op een blaadje
  • Lukt het niet? Steek je hand op.
  • Noem ik je naam, dan kom je naar voren.
  • Klaar? Oefen de vragen "Oefenen afschrijven" classroom
timer
20:00

Slide 22 - Slide

Afsluiting

Slide 23 - Slide

Als ik een bezorgbedrijf heb, dan is de afschrijving onderdeel van mijn...
A
vaste kosten
B
variabele kosten

Slide 24 - Quiz

Je koopt een bestelauto van € 25.000 en denkt dat deze na 5 jaar € 10.000 waard is. Wat zijn de jaarlijkse afschrijvingskosten?
A
€ 5.000
B
€ 3.000
C
€ 15.000
D
€ 2.000

Slide 25 - Quiz

De restwaarde van een machine € 125.000. De afschrijving is € 10.000 per jaar. Hoeveel kostte de machine 10 jaar geleden?
A
€ 135.000
B
€ 25.000
C
€ 225.000
D
€ 115.000

Slide 26 - Quiz

Hoe noem je de waarde van de machine na 10 jaar?
A
De afschrijving
B
De aanschafwaarde
C
De consumentenprijs
D
De restwaarde

Slide 27 - Quiz

Verwerking

Slide 28 - Slide

PO
  • Cijfers UITERLIJK 9 april (laatste les)
  • Komt ook in RTTI te staan
  • Telt even zwaar als een toets
  • Dat is dus 1/5 van je laatste rapportcijfer

Slide 29 - Slide

Toetsweek
  • Alle antwoorden Pincode H5 + 6 online
  • In LessonUp één les met een samenvatting van de leerstof. Daar staan ook opgaven in die goed zijn om te oefenen
  • KIJK OP LESSONUP!
  • Stof staat in het TW boekje en op CR
  • Het cijfer van de toets krijg je sowieso NA de meivakantie en uiterlijk 8 mei

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Laatste week MA
https://www.lessonup.com/app/lesson/Pg3xtaWjLvDAdb7Mi/5w892ZuGheiHkgEyJ
laten zien: thuis oefenen, een paar dingen eruit pakken
Uitleg dat antwoorden op CR
H5 quiz: netto loon en sociale premies, belasting, minimumloon en stijging loon uitrekenen. Arbeidsverdeling, geschoold en ongeschoold werk, berekening werklozen, beroepsbevolking %, soorten werkloosheid

Slide 32 - Slide

Laatste week WO
6.1 afschrijven + koppeling kapitaal / arbeidsintensief
6.3 marktaandeel berekenen
6.4 prijs, afzet, vaste en variabele kosten: wat is de winst?
Quiz: KANO, bedrijfskolom, brutowinstopslag (waar is het voor)
inkoop + %brutowinstopslag, 


Slide 33 - Slide