Kapitel 1 - Grammatik (Montag, den 10. Oktober)

Wir üben die Grammatik
für die Prüfung!
1 / 48
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wir üben die Grammatik
für die Prüfung!

Slide 1 - Slide

Hoe voel je je nu voorbereid op de toets van volgende week?
A
1-3
B
5-6
C
7-8
D
9-10

Slide 2 - Quiz

Grammatik A: zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd.

Slide 3 - Slide

Welke regel had je ook alweer geleerd?

Slide 4 - Open question

Weet je het nog?
De -e -st -t -en -t -en-regel?
Denk aan idewis:
ich -e
du - st
er/sie/es -t
wir -en
ihr -t
sie/Sie -en

Slide 5 - Slide

Wo ............... du? Ich ............... in Ommen.
(vul twee keer de juiste vorm van het werkwoord 'wohnen' in).

Slide 6 - Open question

Ihr ............. das Essen hier, oder?
(lieben)

Slide 7 - Open question

.............. du Julie oder Ise?
(heißen)

Slide 8 - Open question

Fragen über Grammatik A?
Sonst machen wir weiter mit Grammatik B!
Het persoonlijk voornaamwoord in de eerste naamval

Slide 9 - Slide

(ik) bin in Ommen.

Slide 10 - Open question

(wij) fahren nach Deutschland.

Slide 11 - Open question

(zij) schlafen in einem Bett.

Slide 12 - Open question

Fragen über Grammatik B?
Sonst gehen wir weiter mit Grammatik C: haben en sein!

Slide 13 - Slide

Ken je de rijtjes nog?

Slide 14 - Slide

Ich ............. vierzehn Jahre alt
(zijn)

Slide 15 - Open question

........... du neue Schuhe gekauft?
(hebben)

Slide 16 - Open question

......... ihr in den Niederlanden gewesen?
(zijn)

Slide 17 - Open question

Wir ................... hier mit 32 Personen.
(zijn)

Slide 18 - Open question

................... du schon fünfzehn Jahre alt?
(zijn)

Slide 19 - Open question

Fragen über Grammatik C?
Sonst gehen wir weiter mit Grammatik D:
de telwoorden tot 100!

Slide 20 - Slide

Mein Bruder ist (17) Jahre alt.

Slide 21 - Open question

Mein Vater hat (9) Paar Schuhe gekauft.

Slide 22 - Open question

Herr Maus wurde gestern 38.

Slide 23 - Open question

Ich habe 68 Minuten gelaufen.

Slide 24 - Open question

99 Luftballons!

Slide 25 - Open question

Grammatik E
Ken je de w-vraagwoorden al?
Übersetze die niederländischen Wörter!

Slide 26 - Slide

(Hoe)................. heißt du?

Slide 27 - Open question

(Waar)................. wohnst du?

Slide 28 - Open question

(Wie)................. hat das gemacht?

Slide 29 - Open question

(Wanneer)................. beginnt das Konzert?

Slide 30 - Open question

Fragen über Grammatik E?
Dann machen wir weiter mit Grammatik F!
Het bepaalde en het onbepaalde lidwoord.

Slide 31 - Slide

der Junge
Dort ist ....... (een) Junge.

Slide 32 - Open question

die Mutter
Ihre / Ihr Mutter heißt Claudia.

Slide 33 - Open question

die Kinder
Ich habe noch .......... (geen) Kinder.

Slide 34 - Open question

ein Haus
(Het) .......... Haus.

Slide 35 - Open question

een vrouw
Eine / ein Frau

Slide 36 - Open question

Fragen über Grammatik F?

Dann machen wir weiter mit Grammatik G:
het bezittelijk voornaamwoord
(das Possesivpronomen)

Slide 37 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord.
Ken je ze allemaal?

Slide 38 - Slide

der Mann
Mein/Meine Mann kommt gleich.

Slide 39 - Open question

das Haus
Ist das dein/deine Haus?

Slide 40 - Open question

Das ist doch eure/euere Großmutter?

Slide 41 - Open question

Fragen über Grammatik G?
Dann zur letzte Grammatik: Grammatik H:
de rangtelwoorden

Slide 42 - Slide

Kennst du die Ordinalzahlen?

Slide 43 - Slide

Sie ist 1. geworden.

Slide 44 - Open question

Am 28. September habe ich Geburtstag.

Slide 45 - Open question

Das 8. Haus ist blau.

Slide 46 - Open question

Welche Fragen habt ihr noch?

Slide 47 - Open question

Hoe voel je je nu voorbereid op de toets van volgende week?
A
1-3
B
5-6
C
7-8
D
9-10

Slide 48 - Quiz