What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
H5
H5
Oefen vragen over hoofdstuk 5
1 / 19
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
This lesson contains
19 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
H5
Oefen vragen over hoofdstuk 5
Slide 1 - Slide
Een ander woord voor keuzes maken noemen we?
A
Schaarste
B
Prioriteiten stellen
C
Bezuinigen
D
Investeren
Slide 2 - Quiz
Waar staan alleen voorbeelden van verbruiksgoederen?
A
Olie, benzine, scooter
B
Water, computer, brood
C
Schaar, potlood, pen
D
Snicker, water, benzine
Slide 3 - Quiz
Wat is GEEN voorbeeld van verbruiksgoederen
A
koek
B
chips
C
tandpasta
D
auto
Slide 4 - Quiz
Verbruiksgoederen gebruik je maar één keer
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quiz
Wat zijn gebruiksgoederen?
A
een appel
B
benzine
C
een pen
D
computer
Slide 6 - Quiz
Wat is GEEN voorbeeld van gebruiksgoederen
A
auto
B
snoep
C
wasmachine
D
scooter
Slide 7 - Quiz
Automatische incasso is
A
vanzelf geld terug krijgen
B
betalen zonder toestemming
C
betalen van steeds terugkerende bedragen als huur
D
1x een bepaald bedrag betalen
Slide 8 - Quiz
De aanschaf van een wasmachine behoort tot de
A
dagelijkse uitgave
B
vaste lasten
C
incidentele uitgave
D
persoonlijke uitgave
Slide 9 - Quiz
Juist of onjuist:
Consumenten moeten prioriteiten stellen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quiz
Als je de behoefte wilt vervullen dan noem je dat:
A
consumeren
B
basisbehoeften
C
prioriteiten stellen
D
relativeren
Slide 11 - Quiz
Nieuwe hockey stick omdat je oude is gebroken tijdens een wedstrijd
A
dagelijkse uitgaven
B
vaste lasten
C
incidentele uitgaven
Slide 12 - Quiz
Wat is GEEN voorbeeld van verbruiksgoederen
A
koek
B
auto
C
tandpasta
D
chips
Slide 13 - Quiz
Guido wil weten hoeveel hij per maand kan uitgeven.
Wat moet hij daarvoor doen?
A
kijken wat er op zijn bankrekening staat
B
uitrekenen hoeveel inkomsten hij per maand heeft
C
zijn geld tellen
Slide 14 - Quiz
Liam bewaakt zijn budgetten.
Wat betekent dat?
A
Hij geeft niet meer of minder uit dan zijn budgetten
B
Hij houdt zijn budgetten geheim
C
Hij vergelijkt zijn uitgaven met zijn budgetten
Slide 15 - Quiz
Evi spaart voor een pony. Het dier kost € 900. Ze wil dat bedrag in 12 maanden bij elkaar sparen.
Hoeveel moet ze per maand sparen?
Slide 16 - Open question
Hakim besluit toch om de bank pas over 3 jaar te kopen. De bank kost nog steeds €1350. Hoeveel moet hij nu per maand sparen?
Slide 17 - Open question
Wat is juist?
A
Budgetteren doe je als je uitgaven veranderen.
B
Budgetteren is niet slim.
C
Bij een lager budget kun je meer geld uitgeven.
D
Je kunt maar 1 budget hebben.
Slide 18 - Quiz
Het verschil tussen sparen en lenen is dat
A
Sparen geld kost
B
Lenen geld kost
C
je bij sparen geld uitgeeft
D
je bij een lening niet aflost
Slide 19 - Quiz
More lessons like this
H5 paragraaf 1 + 2
March 2022
- Lesson with
33 slides
Economie
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2
H5 par 1+2
March 2023
- Lesson with
49 slides
Economie
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2
H5 par 1+2
December 2022
- Lesson with
49 slides
Economie
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2
H5 paragraaf 1 + 2
March 2023
- Lesson with
28 slides
Economie
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 2
5.2 Vast en incidenteel
February 2024
- Lesson with
20 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
5.4 Budgetteren (B) (KGT)
March 2023
- Lesson with
14 slides
Economie
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 2
5.4 Budgetteren (B) (KGT)
March 2023
- Lesson with
22 slides
Economie
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 2
Klas 2 H 5 par 2 Vast of incidenteel
March 2020
- Lesson with
33 slides
Economie
Middelbare school
vmbo g
Leerjaar 2