h3c intro chap 3

chapitre 3, en route
We sluiten dit hoofdstuk af met een mondelinge toets
1 / 36
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

chapitre 3, en route
We sluiten dit hoofdstuk af met een mondelinge toets

Slide 1 - Slide

introduction

Slide 2 - Slide

Autoroute du soleil

Slide 3 - Mind map

Aujourd'hui 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Het vliegveld
Het vliegtuig
De vlucht
Het station
De treinkaart
de snelweg
Het spoor
De auto
Tol

Slide 6 - Drag question

Le péage

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

DÉTAIL INTÉRESSANT De Nederlandse Spoorwegen noemen we de NS. In Frankrijk heet dit la SNCF. De nationale en internationale hogesnelheidstrein van de SNCF (tot wel 320 km per uur!) is de TGV, le Train à Grande Vitesse. Als je van Amsterdam naar Parijs wilt met de trein, neem je de hogesnelheidstrein Thalys. En wist je dat de Thalys ook rechtstreeks naar Disneyland Paris én de Franse Alpen gaat?

1 Hoelang duurt de reis van Amsterdam Centraal naar Parijs met de Thalys?

Slide 10 - Open question

2 Je gaat op wintersport naar Bourg Saint Maurice in de Franse Alpen. Zoek uit hoe je daar komt met de trein vanaf Amsterdam. Wat is de prijs per persoon en hoelang duurt de reis?

Slide 11 - Open question


Slide 12 - Open question

Passé composé met avoir en être
- Hoe maak je de passé composé
- vervoeging van avoir en être
- vertaling van de passé composé
onderdeel D, grammatica

Slide 13 - Slide

Wat is de passé composé?
A
ik eet
B
ik heb gegeten
C
ik at
D
ik zal eten

Slide 14 - Quiz

Wat is de passé composé?
A
De tegenwoordige tijd (ik dans)
B
De verleden tijd (ik danste)
C
De voltooide tegenwoordige tijd (ik heb gedanst)
D
De voltooide verleden tijd (ik had gedanst)

Slide 15 - Quiz

COMBINEZ:
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 16 - Drag question

etre
=
 zijn




Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
es
sont
est
etes
sommes
suis

Slide 17 - Drag question

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

De passé composé van 'faire'
De passé composé van 'avoir'
De passé composé van 'être' 
fait
été
eu

Slide 21 - Drag question

ga nu naar de planning van de methode
Week 6, onderdeel D

Slide 22 - Slide

onderdeel H
GRAMMAIRE: 
Het lijdend voorwerp 

Slide 23 - Slide

Lijdend voorwerp

Slide 24 - Slide

Regel
  • Is het lijdend voorwerp mannelijk ev? --> le 
  • Is het lijdend voorwerp vrouwelijk ev? --> la
  • Begint het lijdend voorwerp met een klinker / stomme h en staat het in ev? --> l' 
  • Staat het lijdend voorwerp in het meervoud? --> les

Slide 25 - Slide

Het lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp kun je in het Frans vervangen door: 

le 
la 
l'
les

Slide 26 - Slide

Vervang het lijdend voorwerp:

Je connais le garçon.
A
je le connais
B
je la connais
C
je l'connais
D
je les connais

Slide 27 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mange la pizza.
A
Je le mange
B
Je la mange
C
Je l' mange
D
Je les mange

Slide 28 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mets les vêtements.
A
Je le mets
B
Je la mets
C
Je l' mets
D
Je les mets

Slide 29 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp:
Elle met le pantalon.
A
Elle le met
B
Elle la met
C
Elle l' met
D
Elle les met

Slide 30 - Quiz

Waar staat het lijdend voorwerp goed
A
je les achète demain
B
les j'achète demain
C
j'achète les demain
D
j'achète demain les

Slide 31 - Quiz

Waar plaats ik het lijdend voorwerp in de zin?
A
voor de persoonsvorm
B
na de persoonsvorm

Slide 32 - Quiz

lijdend voorwerp:
vous connaissez le garçon?
A
je le connais
B
je la connais
C
je l'connais
D
je les connais

Slide 33 - Quiz

préparation au teste
7 phrases
3 passé composé

Slide 34 - Slide

minimaal 1 Franse zin per persoon

Slide 35 - Open question

à
en
au
aux
Italie
Bruxelles
Pays-Bas
Luxembourg
Paris
États-Unis
Pérou
Asie

Slide 36 - Drag question