4.2 emoties

Praten over emoties
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Praten over emoties

Slide 1 - Slide

welke emoties?

Slide 2 - Mind map

Emoties
blij
boos
verdrietig
nerveus
trots
jaloers
verlegen
bezorgd
......................

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wat hoort bij elkaar?

 ik me niet zo lekker.                                    Maak je je   
                                                                                 Eigenlijk voel                                


Is er
 zorgen?                                                     Hoe gaat het
                                            Eerlijk gezegd
 soms iets?
 met u?
 niet zo goed.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Hoe voel je je vandaag?

Slide 9 - Open question

Waar word je blij van?

Slide 10 - Open question

Wat maakt jou verdrietig?

Slide 11 - Open question

Wat maakt jou heel boos?

Slide 12 - Open question

Ik ben.........., want............

Slide 13 - Open question

Mijn verhaal
In 2022 heb ik samen met mijn man, dochter en zoon een rondreis door Tanzania gemaakt. We hebben veel verschillende plekken bezocht. Ook hebben we veel wilde dieren gezien, bijvoorbeeld deze giraffes. Ik was heel blij, want het was een bijzondere reis. 

Slide 14 - Slide

W
Wanneer ben jij ...?

Slide 15 - Slide

Om de gesproken communicatie te ondersteunen, maak je gebruik van......

Slide 16 - Open question

Welke 4 basisemoties ken jij?

Slide 17 - Open question

Welke emotie zie je?
A
boos
B
bang
C
zich schamen
D
blij

Slide 18 - Quiz

Wat zie je op het plaatje?

Slide 19 - Open question

De manier waarop je over iets of iemand denkt als je er nog niet veel over weet:
A
de handdruk
B
de indruk
C
de aanraking
D
de gezichtsuitdrukking

Slide 20 - Quiz

Met je gezicht emoties laten zien:
A
de gezichtsuitdrukking
B
spiegelen
C
aanraken
D
de indruk

Slide 21 - Quiz

Iets denken of zeggen over iemand zonder dat je de persoon kent
A
de emotie
B
de houding
C
de aanraking
D
het vooroordeel

Slide 22 - Quiz

Maak een zin met het werkwoord 'aanraken'.

Slide 23 - Open question

Wat zie je op het plaatje?
A
de lichaamshouding
B
de aandacht
C
de aanraking
D
de indruk

Slide 24 - Quiz

Categorieën
Boosheid/irritatie                                            Medeleven
Excuses/schuldgevoel                                  Teleurstelling
Hekel/afkeer                                                       Opluchting
Angst                                                                      Blijheid/enthousiasme
Verdriet

Slide 25 - Slide

Bij welke emotie past de zin:
"Dit is belachelijk"
A
boosheid/irritatie
B
verdriet
C
excuses/schuldgevoel
D
blijheid/enthousiasme

Slide 26 - Quiz

Bij welke emotie past de zin:
"Te gek"
A
boosheid/irritatie
B
verdriet
C
excuses/schuldgevoel
D
blijheid/enthousiasme

Slide 27 - Quiz

Bij welke emotie past de zin:
"Ik ben als de dood voor ratten"
A
boosheid/irritatie
B
angst
C
medeleven
D
blijheid/enthousiasme

Slide 28 - Quiz

Bij welke emotie past de zin:
"Ik voel me rot"
A
verdriet
B
angst
C
hekel/afkeer
D
blijheid/enthousiasme

Slide 29 - Quiz

Bij welke emotie past de zin:
"Dat was niet de bedoeling"
A
excuses/schuldgevoel
B
angst
C
hekel/afkeer
D
boosheid/irritatie

Slide 30 - Quiz

Bij welke emotie past de zin:
"Het zit me tot hier"
A
excuses/schuldgevoel
B
angst
C
hekel/afkeer
D
boosheid/irritatie

Slide 31 - Quiz

Bij welke emotie past de zin:
"Ik vind drop walgelijk"
A
excuses/schuldgevoel
B
angst
C
hekel/afkeer
D
boosheid/irritatie

Slide 32 - Quiz

Bij welke emotie past de zin:
"Wat erg voor je"
A
excuses/schuldgevoel
B
boosheid/irritatie
C
medeleven
D
blijheid/enthousiasme

Slide 33 - Quiz

Bij welke emotie past de zin:
"verdomme"
A
excuses/schuldgevoel
B
blijheid/enthousiasme
C
opluchting
D
boosheid/irritatie

Slide 34 - Quiz

Bij welke emotie past de zin:
"Dat is jammer"
A
excuses/schuldgevoel
B
teleurstelling
C
medeleven
D
opluchting

Slide 35 - Quiz

Bij welke emotie past de zin:
"Dat is de druppel"
A
boosheid/irritatie
B
teleurstelling
C
hekel/afkeer
D
opluchting

Slide 36 - Quiz

Bij welke emotie past de zin:
"Dat kan ik me (goed) voorstellen"
A
opluchting
B
teleurstelling
C
hekel/afkeer
D
medeleven

Slide 37 - Quiz

Bij welke emotie past de zin:
"Sorry, maar nu ga je echt te ver"
A
excuses/schuldgevoel
B
blijheid/enthousiasme
C
opluchting
D
boosheid/irritatie

Slide 38 - Quiz

Bij welke emotie past de zin:
"Dat valt best mee"
A
opluchting
B
teleurstelling
C
hekel/afkeer
D
medeleven

Slide 39 - Quiz

Bij welke emotie past de zin:
"Ik ben het zat"
A
angst
B
teleurstelling
C
hekel/afkeer
D
boosheid/irritatie

Slide 40 - Quiz

Bij welke emotie past de zin:
"Dat lucht op"
A
excuses/schuldgevoel
B
blijheid/enthousiasme
C
opluchting
D
boosheid/irritatie

Slide 41 - Quiz

Bij welke emotie past de zin:
"Ik ben er helemaal klaar mee"
A
excuses/schuldgevoel
B
blijheid/enthousiasme
C
opluchting
D
boosheid/irritatie

Slide 42 - Quiz

Bij welke emotie past de zin:
"Wil je erover praten?"
A
excuses/schuldgevoel
B
teleurstelling
C
medeleven
D
opluchting

Slide 43 - Quiz

Bij welke emotie past de zin:
"Ik ga ervan over mijn nek"
A
excuses/schuldgevoel
B
boosheid/irritatie
C
hekel/afkeer
D
opluchting

Slide 44 - Quiz