V6 herhaling SE 2

V6 herhaling SE 2
1 / 27
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 27 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

V6 herhaling SE 2

Slide 1 - Slide

Onderdelen 
  • eiwitsynthese 
  • wiebelbase 
  • ubiqutine plakken eiwit (label) 
  • tata- box RNA polymerase 
  • remming enzym 
  • cas 9 crispr cas 
  • lysogeen (bron 25)

Slide 2 - Slide


B In een celkern van een vrouw (links) is een van beide X-chromosomen sterk gespiraliseerd: het lichaampje van Barr. De cel van een man (rechts) heeft dit niet.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

transcriptie (regulatie eukaryoten)

Slide 6 - Slide

enhancer eukaryoten

Slide 7 - Slide

eukaryoten - gen regulatie

Slide 8 - Slide

Transcriptie - translatie

Slide 9 - Slide

mRNA naar eiwit: translatie
Translatie begint altijd bij een AUG code (het startcodon). Hiermee wordt een methionine aminozuur ingebouwd.

Er zijn een paar stopcodons waarmee de translatie stopt.

Slide 10 - Slide

Translatie

Slide 11 - Slide

TRANSLATIE

Slide 12 - Slide

Anticodon
tRNA heeft zogenaamd 
klaverbladstructuur

Vaak is er een wiebelbase aanwezig.
De 2 eerste basen van het mRNA 
staan vast, de derde kan varieren

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Hoeveelheid eiwit regelen
  1. Je breekt gemaakte eiwitten af
  2. Je blokkeert mRNA zodat er geen nieuwe eiwitten meer gemaakt kunnen worden (RNA interferentie)
  3. Je blokkeert virus RNA om te voorkomen dat virus eiwitten worden gemaakt



Slide 15 - Slide

eiwit regulatie

Slide 16 - Slide

Enzymregeling
1. competitieve remming 

Moleculen die sterk lijken op het substraat binden aan het actieve centrum en blokkeren het enzym
(mate van remming afhankelijk van hoeveelheid)


Slide 17 - Slide

Enzymregeling
A. Allosterische remming: Als een inhibitor gebonden zit aan de allosterische zijde -> Inactief enzym

B. Allosterische activatie: als een activator gebonden zit aan de allosterische zijde -> Actief enzym

Slide 18 - Slide

crispr-cas

Slide 19 - Slide

Faag infecteert bacterie bron 25 A
Lytische cyclus
Faag DNA blijft gescheiden van het bacterie DNA

Slide 20 - Slide

Faag infecteert bacterie bron 25 A
Lysogene cyclus
Faag DNA wordt geïntegreerd in het bacterie DNA

Slide 21 - Slide

Bacterie bewaart faag DNA Bron 25 B
De spacers zijn stukken DNA van eerdere besmettingen.
Er tussenin zit palindroom DNA (CRISPR)

Slide 22 - Slide

Bacterie besmet door bacteriofaag

Slide 23 - Slide

  • Gem. 0,1 µm lang.

Virus dat op bacteriën richt heet 'bacteriofaag'

Slide 24 - Slide

Bacterie bewaart faag DNA






Gids DNA gecombineerd met Cas9 vormt een bacteriofaag herkennings- en afbraak complex. 

Slide 25 - Slide

Bacterie bewaart faag DNA






Helicase splitst het virus DNA naar enkelstrengs, het gidsRNA herkent een specifiek stuk bacteriofaag DNA en Nuclease Cas9 knipt het faag DNA stuk.

Slide 26 - Slide

CRISPR-Cas
Vlakbij het DNA van de CRISPR-delen ligt een aantal Cas-genen. Zij coderen voor diverse Cas-eiwitten, zoals de enzymen helicase (verbreekt de H-bruggen in DNA) en nuclease Cas9 (knipt DNA). De bacterie maakt van elke repeat van CRISPR samen met een spacer-DNA een RNA-kopie: het gids-RNA (gRNA). Een gRNA koppelt aan een Cas9-eiwit tot een CRISPRCas9-eiwit. Dat controleert het grondplasma specifiek op bacteriofaag-DNA. Injecteert een bekende faag een bacterie, dan herkent het gRNA van het CRISPR-Cas9-eiwit het complementaire faag-DNA. Cas-helicase splitst het virus-DNA en het gRNA bindt aan het complementaire virus-DNA. Cas-nuclease knipt vervolgens het faag-DNA in stukjes.

Slide 27 - Slide