Examentraining Productiekosten en prijzen

Verkoopprijs
Inkoopprijs: prijs waarvoor er ingekocht wordt
Brutowinstmarge: wat de producent wil verdienen (het verschil tussen de verkoopprijs en inkoopprijs)
Inkoopprijs + Brutowinstmarge = Verkoopprijs

De Verkoopprijs is altijd zonder btw.
Verkoopprijs inclusief BTW = Consumentenprijs
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Verkoopprijs
Inkoopprijs: prijs waarvoor er ingekocht wordt
Brutowinstmarge: wat de producent wil verdienen (het verschil tussen de verkoopprijs en inkoopprijs)
Inkoopprijs + Brutowinstmarge = Verkoopprijs

De Verkoopprijs is altijd zonder btw.
Verkoopprijs inclusief BTW = Consumentenprijs

Slide 1 - Slide

Verkoopprijs bestaat uit:
A
Inkoopprijs + BTW
B
Inkoopprijs + Brutowinstmarge + BTW
C
Brutowinstmarge + BTW
D
Inkoopprijs + Brutowinstmarge

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Video

Volgens Anouk is het verstandig om A-merken een betere plaats in de schappen van een winkel te geven dan de zogenaamde huismerken. Volgens Michelle is dat juist andersom. Zij zegt: "Volgens mij is de brutowinstmarge op huismerken groter dan die op A-merken"
Leg uit wat bedoeld wordt met de brutowinstmarge.

Slide 4 - Open question

Om uiteindelijk toch een flinke winst te maken, is het nodig dat Action een grote afzet heeft. Wat wordt er bedoeld met afzet?
A
Het aantal producten dat ingekocht wordt
B
het aantal producten dat verkocht wordt
C
het aantal verkochte producten x de kostprijs
D
het aantal verkochte producten x de verkoopprijs

Slide 5 - Quiz

Marktaandeel
Marktaandeel is het aandeel dat een aanbieder van een goed of dienst heeft in de totale omzet op de betreffende markt in een bepaalde periode.

Slide 6 - Slide

Vul bij de nummers de juiste woorden in. Kies uit de woorden die tussen haakjes staan. Een marktaandeel is de (afzet / brutowinst / nettowinst) als percentage van het totaal in de markt. Als de totale markt gelijk blijft en Henriëtte met succes toetreedt tot de markt, zal het marktaandeel van de concurrenten (gelijk blijven / groter worden / kleiner worden).

Slide 7 - Open question

Wat is de juiste omschrijving van marktaandeel.
A
de afzet van een product van een bedrijf als percentage van de totale afzet van dat product van alle bedrijven
B
de groei van een bedrijf als percentage van de totale groei van alle bedrijven
C
de kosten van een bedrijf als percentage van de totale kosten van alle bedrijven
D
het aantal werknemers van een bedrijf als percentage van het totale werknemers.

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Ronald vindt de nettowinst maar laag. De bedrijfskosten op zijn boerderij zijn namelijk erg hoog. De kosten zijn onder te verdelen in variabele kosten en vaste kosten. Welke kosten behoren tot de vaste kosten?
A
Afschrijvingskosten melkmachine
B
inenten van koeien
C
voer voor de koeien

Slide 10 - Quiz

Karin en Rudy zitten in het 2e jaar van een ICT-opleiding op het mbo. Zij willen een app ontwikkelen voor bedrijven. Karin en Rudy hebben vaste kosten en variabele kosten. Vaste kosten bedragen € 1.000 en de varabele kosten € 0,01 per verkochte app. Hoe meer apps er worden verkocht, hoe lager de kostprijs per app.
Waarom is dat zo?
A
De variabele kosten kunnen over meer producten worden verdeeld.
B
De variabele kosten kunnen over minder producten worden verdeeld.
C
De vaste kosten kunnen over meer producten worden verdeeld.
D
De vaste kosten kunnen over minder producten worden verdeeld.

Slide 11 - Quiz

Ronald is een boer met 90 koeien. een koe geeft per dag gemiddeld 30 liter melk. De inkomsten op de boerderij zijn afhankelijk van de melkprijs. Ronald kreeg in 2010 gemiddeld € 27,75 per 100 liter melk.
Bereken de omzet van Ronald in 2010 (365 dagen).

Slide 12 - Open question

Hoe bereken je de brutowinst?

Slide 13 - Open question

Hoe bereken je het netto-resultaat?

Slide 14 - Open question

Een ijssalon verkocht vorig jaar 75000 ijsjes voor gemiddeld € 3 per stuk. De inkoopwaarde is € 93.750. De bedrijfskosten zijn € 18.750.
De brutowinst is € 131.250
Wat is het netto resultaat?

Slide 15 - Open question