Je weet het verschil tussen een enkelvoudige en een samengestelde zin
Je kunt een zin in zinsdelen verdelen en PV / WG / O/ LV / MV / BWB benoemen
Je kunt de volgende woordsoorten herkennen en benoemen: LW, ZN soorten, BN, soorten voornaamwoorden, VZ, VG, TW
Je kunt werkwoorden correct spellen in de PV, VD, OD en INF
Je kunt interpunctie goed toepassen; leestekens gebruiken, meervouden van ZN goed schrijven
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4
This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Leerdoel grammatica /spelling
Je weet het verschil tussen een enkelvoudige en een samengestelde zin
Je kunt een zin in zinsdelen verdelen en PV / WG / O/ LV / MV / BWB benoemen
Je kunt de volgende woordsoorten herkennen en benoemen: LW, ZN soorten, BN, soorten voornaamwoorden, VZ, VG, TW
Je kunt werkwoorden correct spellen in de PV, VD, OD en INF
Je kunt interpunctie goed toepassen; leestekens gebruiken, meervouden van ZN goed schrijven
Slide 1 - Slide
Zinsdelen
Slide 2 - Slide
Vaste volgorde van zinsontleden
Slide 3 - Slide
pv
Zet de zin in een andere tijd
of maak de zin vragend
De PV onderstreep je en zet je zinsdeelstrepen omheen. Dit is je 1e zinsdeel.
Alles wat voor de PV kan / staat, is een zinsdeel
wg
- PV + alle andere werkwoorden in de zin
- Het woordje ‘te’
- Me (mij), je (jij), u, ons, zich als dit bij het werkwoord hoort (denk aan zich vergissen, zich haasten)
o
wie of wat + WG?
begint NOOIT met een voorzetsel
lv
wie of wat + WG + O?
begint NOOIT met een voorzetsel
mv
aan / voor wie + LV + O + WG?
bwb
alle zinsdelen die overbleven.
hoe? waar? wanneer? waarom?
Slide 4 - Slide
Voorbeeldzin
Donald Duck / geeft / Katrien / een bosje bloemen /voor haar
o wg mv lv bwb
verjaardag.
Slide 5 - Slide
samengestelde zinnen
meerdere pv's
/ / voor samenstelling
De mollige kat /had / geen baasje, //maar /is / in zijn leven /
O WG LV WG BWB
geen voedsel / tekortgekomen.
LV WG
Slide 6 - Slide
samengestelde zin
hoofdzin
O en PV staan naast elkaar
PV staat op de 1e of 2e plaats in de zin
bijzin:
Er staat een ander zinsdeel tussen O en PV
PV staat op de laatste of een na laatste plaats in de zin
Slide 7 - Slide
voorbeeld H
(H) De timmerman / was / te laat / voor zijn afspraak, // omdat /
o wg bwb bwb
(B) de politie / hem / een wielklem / had /gegeven.
o mv lv wg wg
Slide 8 - Slide
zinsontleding - functie van een zinsdeel
Paul / heeft / de ondergaande
o wg lv
zon / in de zee / zien zakken.
bwb wg
woordsoorten - elk woordje benoemen
Paul heeft de ondergaande zn hww lw bn
zon in de zee zien zakken.
zn vz lw zn hww zww
Slide 9 - Slide
woordsoorten
Slide 10 - Slide
Maken 1 en 7 online
Slide 11 - Slide
Spelling werkwoorden
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Welke zin is correct?
A
Joep is een enorme zoetekauw
B
Hij houdt van: drop, chocola en lolly's.
C
Maar het allerliefst eet hij elke dag een dikke vette hamburger.
D
Zijn tandarts zei tegen hem: Poets je tanden goed!
Slide 14 - Quiz
Welke woorden moeten met een hoofdletter? vrouwen denken bij een programmeur vaak aan een saaie nerd met een adidashoody, die alleen communiceert met zijn apple.
Slide 15 - Open question
Wat zijn de juiste meervoudsvormen van: idee, ijsco en lawine
A
ideën, ijsco's, lawines
B
ideeën, ijscos, lawine's
C
ideeën, ijsco's, lawine's
D
ideeën, ijsco's, lawines
Slide 16 - Quiz
Wat is juist?
A
meneer A. De Vries
B
meneer A. de vries
C
meneer A. de Vries
D
meneer A. De vries
Slide 17 - Quiz
Taalverzorging
interpunctie: uitroepteken, vraagteken, aanhalingsteken, dubbele punt, komma, punt
hoofdletters
meervouden ZN
leestekens: apostrof, accent, koppelteken, trema
Slide 18 - Slide
Wat ga je doen?
Neem zelfstandig de Lesson Up door / lees de theorie in je boek blz 121 - 129
maken Paragraaf 7.3 taalverzorging opdracht 1,4, 7, 11, 14 online
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
interpunctie
Slide 25 - Slide
Mijn vriend van vroeger is bijna niet (veranderen).
Slide 26 - Open question
De leraar heeft de stof nog maar eens (herhalen).
Slide 27 - Open question
Zie jij wat daar (gebeuren)?
Slide 28 - Open question
Wij zijn vroeger heel vaak (verhuizen).
Slide 29 - Open question
Heb jij wel eens oesters (proeven)?
Slide 30 - Open question
(kwebbelen) kwamen de leerlingen binnen.
Slide 31 - Open question
(stikken) van de lach vertelde ik het verhaal.
Slide 32 - Open question
Wat is het voltooid deelwoord van stofzuigen?
A
gestofzuigt
B
stof gezogen
C
gestofzuigd
D
gestofzogen
Slide 33 - Quiz
Verbeter de fout: U RISKEERD EEN WIELKLEM.
Slide 34 - Open question
Wat is juist?
A
officïeel
B
officieel
Slide 35 - Quiz
Wat is juist?
A
officiële
B
officiele
Slide 36 - Quiz
Welke woorden moeten met een hoofdletter? mijn opa en oma hebben altijd haagse hopjes in huis.