H1, les 4

H1, les 4
Economie 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

H1, les 4
Economie 

Slide 1 - Slide

Inleiding
  • Planning komende weken doornemen
  • Herhalen verschillende uitgaven en inkomsten
  • Nieuwe theorie paragraaf 1.2: 
Begroting en budget
  • Opdrachten maken


Doelen:
- Je kan benoemen wat een begroting is. 
- Je kan een begroting opstellen. 

Slide 2 - Slide

Planning havo
Les 1:
Les 2:
9 t/m 13 sept.
H1.1
H1.2
16 t/m 20 sept.
H1.2
H1.3
23 t/m 27 sept.
H1.3
Extra opgaven
30 sept t/m 3 okt.
Leren
Toets H1

Slide 3 - Slide

1.2 inkomsten en uitgaven (blz. 18)
Soorten uitgaven:
  • Vaste lasten: Uitgaven met een vaste regelmaat. 
  • Huishoudelijke uitgaven: Uitgaven voor het huishouden zoals boodschappen en persoonlijke verzorging. 
  • Incidentele uitgaven: Dit zijn meestal grote uitgaven zoals een wasmachine. Deze uitgaven komen niet zo vaak voor. 

Slide 4 - Slide

1.2 inkomsten en uitgaven (blz. 19)
Soorten inkomsten:
  • Inkomen uit arbeid: loon dat je ontvangt als je werkt. 
  • Inkomen uit bezit: geld dat je ontvangt als je bezittingen beschikbaar stelt. --> bijvoorbeeld het verhuren van je Playstation. 
  • Overdrachtsinkomen: geld dat je ontvangt, zonder dat je een directe tegenprestatie voor levert. Bijvoorbeeld zakgeld en kinderbijslag. 

Slide 5 - Slide

Inkomen (blz. 19)

Slide 6 - Slide

1.2 inkomsten en uitgaven (blz. 20)
Budget: Het bedrag wat je in een periode kunt uitgeven. 

Begroting: Een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven in een bepaalde periode. 

Slide 7 - Slide

Prinsjesdag
Vandaag, de derde dinsdag van september, is het prinsjesdag. 

Op Prinsjesdag spreekt de Koning de Troonrede uit. Daarna gaat de minister van Financiën met het koffertje naar de Tweede Kamer. Daar biedt de minister de Miljoenennota en de Rijksbegroting aan.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Omrekenen van week naar maand
Je krijgt €5 zakgeld per week.
Gevraagd: Hoeveel is dat per maand?

Kijk naar het groene stuk bovenaan blz. 21!

Slide 10 - Slide

Omrekenen van week naar maand
Je krijgt €5 zakgeld per week.
Hoeveel is dat per maand?

5 x 4 = € 20

5 x 52 weken = 260 per jaar
260 / 12 maanden = € 21,67


Slide 11 - Slide

Opdrachten boek
Pak bladzijde 21 erbij.

Wat: 
Lees eerst de uitleg bovenin bladzijde 21, maak daarna opdracht 19.
Hoe: Bereken eerst alle bedragen naar een maand (bovenin blz. 21).
Tijd: Jullie krijgen hier 15 minuten de tijd voor. 
Hulp: Probeer het eerst uit de tekst in het blauwe stuk te halen, vraag het vervolgens rustig aan diegene die naast je zit. 
Ben je klaar?: Maak opdracht 20 en 21.


Slide 12 - Slide

Opdrachten boek
Pak bladzijde 22 erbij.

Wat: 
Lees eerst de uitleg bovenin bladzijde 22, maak daarna opdracht 22.
Hoe: Kijk goed naar de formule boven de opdracht. Vul de bedragen in de formule. 
Tijd: Jullie krijgen hier 15 minuten de tijd voor. 

Ben je klaar?: Maak opdracht 23 en 24.


Slide 13 - Slide