H2 Trabitour ed.4.1 Kapitel 3.1 Lesen 5
1 / 29
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Kijk naar het plaatje, titel en tussenkopjes van de tekst op pagina 86.
Waarover zou de tekst kunnen gaan?
Waarover zou de tekst kunnen gaan?
A
Zwitserse cultuur
B
Oostenrijkse merken
C
Duits eten
D
Nederlandse toeristen
Slide 3 - Quiz
Welche Speziälitäten aus Deutschland kennst du?
Schrijf er zoveel mogelijk op binnen de tijd.
timer
2:00
Slide 4 - Open question
Slide 5 - Slide
das Bundesland
A
de deelstaat
B
de regio
C
de provincie
D
de gemeente
Slide 6 - Quiz
der Kreuzritter
A
de kruidenverzamelaar
B
de kruisridder
Slide 7 - Quiz
die Gewürze
A
de kruiden
B
de wortels
C
de braadpan
D
het bord
Slide 8 - Quiz
die Farbe
A
de auto
B
de rit
C
de kleur
Slide 9 - Quiz
das Ausland
A
IJsland
B
de grens
C
het eiland
D
het buitenland
Slide 10 - Quiz
das Holzfeuer
A
het scheepswrak
B
het houtvuur
C
de holte
D
het veevoer
Slide 11 - Quiz
die Geschichte
A
de geschiedenis
B
het onweer
C
de onderlaag
D
het boek
Slide 12 - Quiz
der Spaziergang
A
de tunnel
B
de wandeling
C
de versiering
D
de doorgang
Slide 13 - Quiz
der Zucker
das Schiff
der Bäcker
das Mehl
die Mandeln
das Fleisch
die Brötchen
die Butter
Slide 14 - Drag question
Sleep de werkwoorden naar de juiste vertaling
liegen
es gibt
kamen
verschenken
wurden
kaufen
machen
dürfen
aufheben
braten
heißen
erzählen
liggen
er zijn
kwamen
cadeau geven
werden
kopen
doen/maken
mogen
opheffen
braden
heten
vertellen
Slide 15 - Drag question
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Welke specialiteit komt uit Lübeck?
A
Marsepein
B
Worstjes
C
Kerststol
Slide 18 - Quiz
Wie aten er vroeger alleen marsepein?
A
bakkers
B
koningen
C
burgers
D
kruisridders
Slide 19 - Quiz
Er zit altijd al boter in de kerststollen.
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quiz
In de vastentijd at men geen kerststol.
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quiz
Aus welchem Fleisch werden die Nürnberger Bratwürste gemacht?
A
Rindfleisch
B
Hühnerfleisch
C
Schafsfleisch
D
Schweinefleisch
Slide 22 - Quiz
De Nürnberger braadworst eet je meestal per stuk.
A
waar
B
niet waar
Slide 23 - Quiz
Hoeveel antwoorden had je goed in het boek?
Slide 24 - Poll
Du kannst einen Text über Essensspezialitäten verstehen;
(1 = nauwelijk 5 = volledig)
(1 = nauwelijk 5 = volledig)
Slide 25 - Poll
Schrijf op:
Vijf nieuwe Duitse woorden over eten.
Vijf nieuwe Duitse woorden over eten.
Slide 26 - Open question
Deze les was leerzaam.
(1 = niet mee eens 5 = zeer mee eens)
(1 = niet mee eens 5 = zeer mee eens)
Slide 27 - Poll
Deze les was leuk.
(1 = niet mee eens 5 = zeer mee eens)
(1 = niet mee eens 5 = zeer mee eens)
